zondag 9 september 2018

Vwo 6, boek 2

A.F.Th van der Heijden
Tonio

Samenvatting
In de proloog vertelt A. F. Th. Van der Heijden (Adri) dat hij bij het aangeven van zijn zoon Tonio bij de Burgerlijke Stand in Amsterdam op 16 juni 1988 vergeten is de achternaam van zijn vrouw Rotenstreich op te geven als tweede voornaam van zijn pasgeboren zoon Tonio. Dat had hij haar namelijk wel beloofd en het zou een eerbetoon zijn aan de joodse familie die voor een groot deel in de Tweede Wereldoorlog werd uitgemoord door de nazi’s. Eigenlijk had het echtpaar Van der Heijden verwacht dat het een dochter zou krijgen. Dan besluiten ze de zoon te noemen naar de hoofdpersoon van de roman van de Duitse schrijver Thomas Mann, “Tonio Kröger”. Mirjam is namelijk tijdens haar zwangerschap bezig met een vergelijkende studie van dit boek van Mann.
Door de zenuwen van Adri en de handelwijze van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand vergeet Adri de tweede naam op te geven.

Het is zondag 23 mei 2010: Eerste Pinksterdag. De schelle bel gaat in huize Van der Heijden. Adri zou die dag aan zijn 100 dagen werkschema beginnen: voor de nieuw te schrijven roman “Kwaadschiks”. ’s Nachts is Adri wakker geworden met een naar voorgevoel: hij wijt het aan de overvloedige maaltijd met heel veel knoflook van de dag ervoor. Of heeft hij toch te veel gedronken?
Maar de dag zal heel anders gaan verlopen dan hij aanvankelijk dacht. Voor de deur staan namelijk twee agenten die hem komen vertellen dat zijn zoon Tonio slachtoffer is geworden van een verkeersongeluk en in kritische toestand is overgebracht naar het AMC. De automobilist heeft zelf de politie gebeld en heeft zoals het er in eerste instantie naar uitziet niet gedronken. Het ongeluk gebeurt om ongeveer 04.30 in de morgen, in de buurt van het Vondelpark. Tonio was op weg naar het huis van zijn vriend Jim. De politie zal hen naar het ziekenhuis brengen.
Tijdens de rit overdenkt Adri in flashbacks hoe hij dertig jaar geleden ooit de moeder van Tonio, Mirjam Rotenstreich, heeft ontmoet en dat hij zeker wist dat hij die vrouw wilde hebben (D&GA = Deze en geen Ander). Ook vertelt hij over de kinderwens die hij had om met haar een kind te krijgen. Op 4 oktober 1987 weet hij Mirjam zover te krijgen dat ze aan een kind gaan beginnen en een maand later weten ze via een zwangerschapstest dat ze in verwachting is.
Ook overdenkt Adri dat Tonio tot zijn twintigste thuis is blijven wonen en dat hij de eerste twee jaar niet veel ambitie heeft getoond met studeren. Drie dagen voor zijn ongeluk was hij komen vragen of hij een meisje in hun huis mocht fotograferen, want zij wilde fotomodel worden en hij had aangeboden een proefsessie van haar te maken. Hij volgde immers een beroepsopleiding fotografie. Adri en Mirjam gaan daarvoor speciaal het huis uit en wanneer ze terugkeren, is de fotosessie al achter de rug.

Nog steeds in de politieauto denkt Adri aan de rit die hij met Mirjam en de verloskundige heeft gemaakt, toen Tonio geboren moest worden. Mirjam had al ontsluiting en de verloskundige had hen ook nog eens bij het verkeerde ziekenhuis afgezet. Zo was Tonio in het Slotervaartziekenhuis ter wereld gekomen en niet in het VU, zoals dat afgesproken was. De bevalling verloopt niet heel erg soepel. Dan blijkt het ook nog een jongetje te zijn. Vanaf het eerste moment voelt vader Adri dat hij zijn zoon tegen alle onheil moet beschermen. Wanneer hij een keer gaat wandelen in Amsterdam, namelijk op de dag dat het Nederlands elftal wordt gehuldigd voor het behalen van het EK 1988, gaat hij snel terug naar huis, omdat hij bang is dat zijn pas geboren zoon iets zal overkomen. Wanneer ze in het AMC aankomen, horen ze van een trauma-arts dat Tonio niet alleen ernstige inwendige verwondingen heeft, maar ook ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Ze zijn op de OK al uren bezig om hem te opereren. Mirjam voelt op dat moment al aan dat het verkeerd gaat aflopen.

Adri heeft bij de jongen al vanaf de geboorte het verlammende idee gehad dat hij hem tegen alle onheil zal moeten behoeden. Als je als vader daarin slaagt, ben je succesvol. Anders faal je. Zo is hij bang tijdens een busreis naar Frankrijk waar ze een vakantiehuis (schoolhuis) hebben gehuurd, dat de chauffeurs in slaap vallen. Als hij gaat fietsen met de kleine Tonio voorop, is hij bang dat hij uit het fietsstoeltje zal kukelen. Zeker wanneer je een helling afgaat, zoals in Frankrijk vaak gebeurt. Later leest hij in de krant dat dit ook echt kan gebeuren. Hij is ook bang dat Tonio in het water zal vallen, wanneer hij met zijn vader de eendjes zal voeren. Kortom, Adri is erg bang voor zijn zoon om te kort te schieten in zijn beschermende rol. Detail in dit hoofdstuk is dat Tonio in Frankrijk tijdens de vakantie kennismaakt met de Rotterdamse familie Van Persie. Daar is o.a. de 6-jarige Robin van Persie (de later zo bekende voetballer) bij: een nogal stuurs jongetje dat roekeloze dingen doet. Later vallen de twee levens weer samen, zoals in het Tweede Boek blijkt. Maar de twee zusjes Van Persie zijn stapelgek op de kleuter Tonio.

Adri vertelt ook over zijn eerste huwelijkscrisis met Mirjam. Hij is een nukkige schrijver die steeds een bepaalde ruimte nodig heeft om zijn uitvoerige romans te kunnen schrijven. In zo’n periode van creativiteit is hij niet gemakkelijk in de omgang. Mirjam krijgt in die periode dan ook een andere vriend (die Adri "Our man in Africa” noemt). Ze wil die relatie op een bepaald moment verbreken, omdat ze toch veel van Adri houdt. Op de avond dat ze dit doet, wordt haar tas gestolen waarin de huissleutels zitten. Ze laat diezelfde avond een nieuw slot in de huisdeur aanbrengen, waardoor Adri het huis niet in kan en hij denkt dat ze met haar minnaar ligt te rollebollen. Toch wordt die avond haar overspelige relatie verbroken.

Drie weken voor het ongeluk gebeurde, was er een ouderavond voor de studenten waarvoor Adri en Mirjam ook door Tonio zijn uitgenodigd. Maar Tonio nonchalant als hij was, had de laatste berichten op zijn mail niet goed gelezen en daardoor waren ze slechts met zijn drieën overgebleven. Ze hadden echter heel gezellig met elkaar zitten eten.

In het AMC is inmiddels ook de zus van Mirjam, Hinde Rotenstreich, gearriveerd. De neurochirurg komt hun vertellen dat het vechten tegen de verwondingen van Tonio een hopeloze zaak is en dat Tonio op IC nog beademd wordt, maar dat ze die binnen enige tijd zullen stoppen.Wanneer ze op IC komen, ligt Tonio nog aan de beademing. Maar er lijkt even een korte verbetering te komen, waaraan ze zich vastklampen. Dan wordt de mechanische beademing stopgezet en kort daarna sterft Tonio. Mirjam en Adri zijn erbij. De politiearts moet foto’s maken van zijn verwondingen en dan ziet Adri toch weer een overeenkomst met de geboorte van Tonio. Toen had de verpleegkundige namelijk ook Polaroidfoto’s gemaakt van de boreling. Tonio’s lijk zal naar het mortuarium van het AMC worden overgebracht. Mirjam wil met haar zus Hinde haar ouders gaan inlichten. Haar vader Natan is maar liefst 97 jaar en is van Joodse afkomst. Maar hij is nog best bij de tijd en ze kan goed met hem opschieten. Hij leeft gescheiden van zijn vrouw Wies, die slecht met haar dochter Mirjam overweg kan. Mirjam vindt haar een aanstelster en aandachttrekster. Adri heeft geen ouders meer: hij belt naar zijn broer (die in Spanje zit met een vrouw en een baby Daniël) en zijn zus (die kanker heeft). De broer belooft meteen in het vliegtuig te stappen. Als Mirjam en Hinde terugkomen van hun ouders hebben ze drank en valium nodig om in slaap te komen.

Adri vertelt over een situatie in de tuin van hem en Mirjam. Er was toen ze het huis kochten een blinde muur te zien, waartegen de laatste jaren een veel te grote klimop was gegroeid. Herhaaldelijk was door o.a. zijn broer gezegd dat de klimop moest worden gesnoeid, omdat hij anders van de muur kwam zetten, met alle mogelijke gevolgen van dien. Het gebeurt op 15 september 2010, wanneer Mirjam boodschappen aan het doen is. Ze vraagt meteen naar de katten van Tonio. Adri ziet ze eerst niet waardoor het kan zijn dat ze onder de takken liggen, Maar uiteindelijk is dat gelukkig niet het geval. De katten hebben het overleefd, maar Adri en Mirjam kijken vanaf dat moment weer tegen de lelijke, blinde muur aan.

Op Tweede Pinksterdag moet Adri al de begrafenis gaan regelen. Ze willen een korte en sobere plechtigheid houden. Ook hebben Adri en Mirjam besloten niet meer naar het dode lichaam in de kist te kijken. Ze willen de beeltenis van Tonio in hun herinnering hebben zoals die in het ziekenhuis was. Ze sturen naar een kleine groep vrienden en familieleden een eigen rouwbrief rond waarin een foto van Tonio verkleed als Oscar Wilde is ingesloten. Op de vrijdag erna houdt Adri een korte rede bij het graf en zijn broer houdt een wat grotere toespraak over het leven van zijn boeiende neef. Tijdens de begrafenis vraagt Adri zich af of hij er goed aan gedaan heeft om weinig mensen uit te nodigen. Het fotomeisje met wie hij op de laatste zaterdagavond voor zijn dood had afgesproken, had er toch ook moeten zijn. Maar ze weten niet wie dat meisje is geweest. Zijn vrienden kennen het meisje ook niet bij naam. Tonio en zij zouden naar Paradiso gaan en Adri stelt zich dus steeds voor hoe die laatste avond verlopen moet zijn. Hij wil haar graag leren kennen, omdat hij de reconstructie van de laatste uren van zijn zoon in kaart wil brengen.

Er is een nazit met borrel bij de Van der Heijdens thuis. Oma Wies ziet het helemaal niet meer zitten en wil ook dood en bij Tonio zijn. De pers hebben ze mooi om de tuin weten te leiden. De rouwadvertenties komen pas op de dag van de begrafenis in de krant. De eerste dagen is het geheugen van Mirjam een zeef: ze kan zich eenvoudige dingen niet herinneren. Adri’s eerste symptomen van zijn rouw zijn o.a. de angst om bekenden te ontmoeten. Hij gaat vrijwel niet naar buiten. De familie krijgt veel rouwbrieven en Adri en Mirjam maken die op een kinderboerderij buiten de stad (om maar niemand te zien) open. Soms is er steun te halen uit de brieven, soms ergeren ze zich dood aan de clichés.

Adri herinnert zich dat hij zelf aan een auto-ongeluk is ontsnapt, toen hij op weg naar zijn school was. Zijn moeder was er altijd bang voor geweest. Hij vraagt zich af waarom zijn zoon door het noodlot getroffen is en hij toen wel aan de dood ontsnapt was. Hij wil vanaf dat moment weten wat er precies op de laatste zaterdagavond is gebeurd. Een van Tonio’s vrienden is Dennis. Die heeft Tonio de laatste zaterdag gezien. Ze zijn echter niet naar Paradiso geweest en het fotomeisje was er helemaal niet bij. Wel een ander meisje, Goscha. Ze hadden nog wat gedronken en gedanst. Daarna was Goscha met Dennis meegegaan en was Tonio naar het huis van zijn vriend Jim gefietst, maar daar was hij dus niet aangekomen. Een andere vriend van Tonio is er intussen via Facebook achter gekomen dat het fotomeisje Jenny heet. Adri wil dat ze wordt opgespoord, want hij wil weten waarom ze niet naar Paradiso zijn gegaan. De volgende ontmoeting van Adri en Mirjam is met het meisje Goscha. Zij vertelt ongeveer hetzelfde verhaal als Dennis heeft gedaan. Ze zijn met zijn drieën gaan stappen en zij was na afloop met Dennis meegegaan. Maar Adri verbaast zich erover dat Tonio toch eigenlijk een andere route heeft genomen dan voor de hand lag. Waarom heeft hij gedaan?

Adri en Mirjam geven toe aan de innerlijke drang om het ongeluk te reconstrueren. Het initiatief gaat daarbij uit van Adri. Ze gaan eerst naar de afdeling van de politie die de gegevens over het ongeluk heeft, maar veel uitsluitsel geeft dat niet. De auto van de dader is een rode Suzuki Swift. Dat is allemaal wel toevallig, want Adri is bezig met een roman over een liquidatie waarin een Suzuki Swift een rol speelt. Hij voelt zich door dat toevallige gegeven eigenlijk nog schuldiger. De bestuurder van de Suzuki is gecontroleerd en hij had op dat moment niet gedronken. Dat had Tonio overigens wel, volgens Dennis en Goscha, maar niet zoveel dat hij niet meer recht kon fietsen. Er zijn bovendien filmopnamen te zien van het ongeluk. De beveiligingscamera van het Holland Casino heeft de film opgenomen, maar ze zijn er nog niet aan toe om die beelden te zien.

Mirjam wil de foto’s achterhalen die Tonio van het bewuste meisje op de donderdag voor zijn dood heeft gemaakt. Jim zegt eerst zijn medewerking toe, maar als Mirjam hem nog eens vraagt, doet hij erg lullig, waardoor Mirjam teleurgesteld afhaakt. Vervolgens gaan ze nog een keer terug naar het AMC om met de trauma-arts te praten over de gevolgen van het ongeluk en hoe ze de opvang op Pinksterzondag hebben gevonden. Mirjam is erg benieuwd naar het feit of ze meteen in het ziekenhuis geweten hadden dat Tonio niet meer te redden was geweest en of ze daarom niet onnodig het lijden hebben gerekt.

Het meisje Jenny wordt opgespoord en ze maakt een afspraak om de door Tonio gemaakte foto’s te komen halen. Maar op het laatste moment zegt ze af vanwege longontsteking. De drank biedt in zo’n situatie weer uitkomst voor Adri en Mirjam. De laatste heeft het nog altijd erg moeilijk en haar moeder helpt haar niet echt, door steeds aan te kondigen dat ze er ook een einde aan wil maken en zich bij Tonio wil voegen. Op een dag maakt ze het zo bont dat ze zich voor een auto wil werpen. Mirjam neemt het haar heel kwalijk. Ze wil haar moeder helemaal niet meer bezoeken. Ze heeft ook een ingeworteld idee dat Adri toch nog nageslacht wil en dat hij haar zal verlaten als hij de kans ziet om aan een “tweede leg” bij een andere vrouw te beginnen. Adri oppert nog een keer de gedachte om haar in Italië een bijzondere behandeling voor oudere vrouwen te laten ondergaan (Mirjam is 50) maar ze komen er beiden achter dat een ander kind ook geen oplossing is. Adri ontkent hevig dat hij aan een “tweede leg” wil beginnen.

Het fotomeisje komt haar tweede afspraak wel na. Ze vertelt over de dag dat ze opnamen hadden gemaakt in het huis van Adri. Het was allemaal best goed gegaan, maar Tonio was toch ook wel wat verlegen geweest. Ze hadden eerst afgesproken om zaterdags daarna naar Paradiso te gaan, maar later had Tonio haar voorgesteld om naar een andere kroeg te gaan. Jenny hield niet van de muziek daar en ze kende bovendien de vrienden van Tonio niet. Daarom was de afspraak afgezegd. Ze had pas later gehoord dat Tonio overleden was. Ze neemt de foto’s nog niet mee, maar vraagt nog wel of ze nog een keer naar Tonio’s slaapkamer mag. Dat staan ze toe.

Ze willen verder gaan in de reconstructie van de Pinkstermorgen. Vraag is ook waar het grote horloge van Tonio is gebleven. Later wordt het gevonden op zijn kamer: de sluiting was al enkele maanden kapot. Mirjam laat het maken en draagt vanaf die dag het horloge van Tonio.
Ze horen via een letseladvocaat dat ze een claim zouden kunnen indienen tegen de chauffeur. Het is namelijk bewezen dat hij wat te hard heeft gereden (ongeveer 70 km waar 50 is toegestaan). Daartegenover staat dat Tonio teveel gedronken had (0.9 promille in zijn bloed). Beiden hadden niet echt goed opgelet, maar echt schuldig is er niemand. Adri en Mirjam willen niet de weg van een aanklacht op. Nauwgezet gaat Adri de laatste reis van Tonio na. Hoe is hij gereden? Wat heeft hij gedacht? Waarom is hij niet langs zijn ouders gereden? Heeft hij soms shoarma willen eten, waardoor hij een andere route heeft genomen? Daarmee creëert hij weer een schuldgevoel. Hij voelt zich ook schuldig aan het lot van Mirjam. Hij heeft haar versierd, hij heeft haar zwanger gemaakt, maar hij heeft haar ook met de dood opgescheept.

De kleine Tonio hield van mooie stenen. Die verzamelde hij graag. Adri kocht ze vaak voor hem als ze in het buitenland verbleven. Een dag na de verloren WK-finale van Nederland tegen Spanje kunnen ze de grafsteen op de begraafplaats bewonderen. Er staat een portret van Tonio op de steen en eindelijk ook zijn tweede naam Rotenstreich. De vader van Mirjam kan de aanblik nauwelijks verwerken. Wanneer ze het graf verlaten, heeft Adri het gevoel dat Tonio nu echt dood is. Vrijwel alles hebben ze gedaan om de reconstructie van het ongeluk compleet te maken. Adri merkt dat hij in het gewone leven ook steeds meer aan Tonio moet denken. Hij is in zijn hele denken en wezen aanwezig. Tonio is werkelijk overal. Adri noemt dit pantonionisme: het verschijnsel dat Tonio overal aanwezig is.

Alleen De Plek van het ongeluk (nabij het Vondelpark) hebben ze in die twee maanden na Pinksteren nog niet bezocht. Op de dag dat het Nederlands elftal in Amsterdam wordt gehuldigd vanwege de verloren finale tegen Spanje, wordt hun gevraagd met vrienden mee te varen. Ze stemmen ermee in, omdat ze nu van plan zijn in de buurt van de plaats van het ongeluk te komen, terwijl er zoveel andere mensen zijn waardoor ze niet zullen opvallen. Ze varen mee, gaan daarna van boord en Adri ziet dat Robin van Persie wordt geïnterviewd . Dat kan geen toeval zijn. Het is het jongetje dat ze in Frankrijk tijdens de vakantie hebben ontmoet. Op een opgenomen televisiebeeld zien ze later wat hij gezegd heeft over de gemiste kans van de finale. Adri denkt weer terug aan het stugge jongetje dat ze in Frankrijk hebben ontmoet en dat vrij ruig was. Nu komen de levens van Tonio en Robin weer samen. Wanneer ze naar de opnamen kijken, zegt Adri dat ze dan ook best naar de opnamen van het auto-ongeluk kunnen kijken. Beiden kijken ernaar. Ze zien hoe toevallig het ongeluk tot stand komt en dat de bestuurder uit zijn auto stapt om te bellen. Ook zien ze hoe de ambulances bij het ongeluk komen en later Tonio op de brancard afvoeren.

Adri wil het requiem afsluiten met een reportage van de zonsverduistering die ze een keer met Tonio in Frankrijk hadden bijgewoond. Hij had het beeld ook gebruikt voor een roman in de serie Homo Duplex. Tonio was halverwege de verduistering naar binnen gegaan. Dat deed hij wel vaker. Als hij ergens genoeg van had werd hij ongeduldig en stopte hij er gewoon mee.
Adri zegt dat hij het laatste woord aan Jenny wil geven. Wanneer ze bij haar laatste bezoek vraagt of ze de kamer van Tonio had mogen zien, was ze lang weggebleven. Toen ze terugkwam had ze gezegd, dat ze kamer niet was binnengelopen. “Ja, ik geloof echt dat de doden een bepaalde energie voor ons achterlaten”, is de zin waarmee Jenny het boek afsluit.

Mening
Over het boek Tonio heb ik eigenlijk verschillende meningen. Aan de ene kant kan ik me goed voorstellen dat het verschrikkelijk moet zijn om je kind te verliezen en te missen. Ik vind het ook mooi dat de schrijver, de vader van Tonio, dit boek voor zijn zoon geschreven heeft. Hij schreef dat hij pas verder kon als hij dit requiem gewijd aan Tonio geschreven had. Dat idee vind ik best begrijpelijk, en naar mijn mening is dat een mooie manier om met verdriet om te gaan. Toen ik net begon met lezen vond ik het ook heel interessant. Op bladzijde 3 zegt Adri over de naam van zijn zoon: “Ni. Een naam met een overwonnen ontkenning.” Over die woordkeuze heb ik nog wel eens nagedacht, want die vind ik heel mooi gevonden. Wat ook meteen bij me op kwam was de vraag waarom Tonio zijn vader bij zijn voornaam noemt, tegen zijn moeder zegt hij namelijk wel gewoon mama. Op bladzijde 591 komt van der Heijden daar nog eens op terug. Hij schrijft: vanaf dat hij praten kon, noemde Tonio me bij mijn voornaam. Een echte reden waarom wordt niet gegeven. Jammer, want nu blijft het voor altijd een open plek.
Eigenlijk wilde ik een ander boek van deze schrijver, namelijk Het leven uit een dag. Die leek me heel interessant maar was helaas onvindbaar in de bibliotheek. De volgende dag zou ik op vakantie gaan en omdat ik wel wat te lezen wou hebben ging ik op zoek naar andere boeken van dezelfde schrijver. Tonio was het enige boek van niveau 4, maar die 600 bladzijden schrokken me toch wel een beetje af. Uiteindelijk was het mijn moeder die me overhaalde om het toch te gaan lezen want zij had hem ook gelezen en volgens haar las je het zo uit. Dat bleek bij mij niet het geval te zijn. Ik moet namelijk ook toegeven dat ik het boek meestal behoorlijk saai vond. Het heeft meer dan 600 bladzijden en bestaat eigenlijk vooral uit herinneringen/details uit Tonio’s jeugd. Dat verklaart ook waarom die bovenstaande samenvatting zo lang is. Sommige herinneringen vond ik oninteressant, zoals op bladzijde 220 waar het gaat over de katten. Dat kon me niet echt boeien, maar er is bijna een heel hoofdstuk aan gewijd. Op sommige momenten was ik daarom ook niet echt actief aan het lezen. Daar bedoel ik mee dat ik er gewoon overheen las waardoor ik regelmatig vergat wat ik zojuist gelezen had. Ik vergat ook wel eens dat dit waargebeurd was. Dan was er weer zo’n hoofdstuk vol nutteloze details die me niet echt konden schelen en las ik maar gewoon door, want ik moest toch die 600 bladzijden uitlezen. Bovendien was het soms best verwarrend door alle herinneringen die ervoor zorgden dat je terug in de tijd ging. Op sommige momenten wist ik niet eens meer of dat wat ik aan het lezen was nou voor of na Tonio’s dood was. Op bladzijde 443 en 444 stond opeens in een paar zinnen wat ik de afgelopen 400 bladzijden gelezen had, alleen dan zonder alle details. Op zich had ik ook gewoon die twee bladzijden kunnen lezen om het verhaal te snappen. Er kwamen ook steeds dingen terug. Ik heb namelijk wel 5 keer gelezen dat oma Wies dood wil en dat de drank Adri en Mirjam niet meer smaakte. Steeds hetzelfde lezen vond ik ook nogal saai.
De stukken waarin Adri erachter wilde komen wat er precies gebeurd was vond ik wel leuk. Dat vond ik dan nog wel spannend, maar eigenlijk viel dat ook wat tegen. Ik hoopte op een spannende plottwist maar die kwam niet. Tonio was eigenlijk gewoon heel lullig aan zijn eind gekomen.
Ik ben er door dit boek ook wel weer achter gekomen dat ik meer van fictie houd. Dat is naar mijn mening meestal veel minder saai.

Vwo 6, boek 1

Een schitterend gebrek
Arthur Japin

Samenvatting
Het boek vertelt het verhaal van Giacomo Casanova en wordt verteld door zijn eerste liefde, Lucia. Terwijl zij springt tussen het heden en het verleden, vertelt zij haar verhaal, het verhaal dat Casanova zelf nooit zal kennen. Haar jeugd brengt Lucia door op het vredige platteland Pasiano van Noord-Italië. Nooit heeft zij zorgen en altijd kan zij rustig rondfladderen in de natuur. Dan komen de voorbereidingen van het huwelijk van de dochter van de gravin, Adriana, eraan. De gravin is de eigenaresse van het landgoed waar Lucia werkt. Lucia is de dochter van twee bedienden, die al geruime tijd in dienst zijn van de gravin. De gravin ziet Lucia als familie en gaat erg vertrouwd met haar om. Als de genodigden voor het groots huwelijk aankomen, valt Lucia’s blik meteen op twee jongemannen. De gebroeders Francesco en Giacomo Casanova spreken haar meteen aan. Vooral Giacomo, dus zorgt zij er met een list voor dat hij een vertrek dicht bij dat van haar krijgt. Zo brengt zij hem iedere morgen zijn eten en brengt zij veel tijd door op zijn kamer of bij hem in bed. Maar Giacomo vindt haar nog te jong om het echte genot te kunnen beleven, dus onthoudt hij zich van het liefdesspel. Dan moet hij weer gaan, maar spreken zij af elkaar eeuwig trouw te zijn. Hij zal na een halfjaar terugkomen en dan zullen zij trouwen. Zij zullen samen een gelukkig leven opbouwen in Venetië en alles zal mooi zijn.
Terwijl Lucia de terugkomst van haar geliefde afwacht, krijgt ze privéles van monsieur De Pompignac, de voormalige leraar van de dochter van de gravin. Hij leert Lucia alles over literatuur, talen en etiquette. Als monsieur De Pompignac gegrepen wordt door de in Venetië heersende ziekte (pokken), is Lucia de enige die hem mag verzorgen totdat hij uiteindelijk overlijdt. Op de dag van de begrafenis draagt ze kleding die hij haar schonk, maar wordt daardoor zelf ook ziek. Na drie weken ontwaakt ze uit een soort coma (terwijl ze eigenlijk op het punt van sterven stond) en ontdekt dat haar gezicht totaal verminkt is door het openkrabben van de zweren. De rest van haar lichaam is gespaard gebleven omdat Lucia haar moeder had gevraagd haar vast te binden zodat ze niet kon krabben. Lucia overleeft, maar de schade is enorm: haar gezicht is voor altijd ontsierd door afzichtelijke littekens. Lucia wil dolgraag trouwen met Giacomo, maar ze wil hem de vernedering van een lelijke echtgenote niet aandoen: zijzelf, maar ook haar man zal door haar lelijkheid nooit geaccepteerd worden in de societykringen van Venetië. Omwille van Giacomo’s geluk liegt Lucia bij zijn terugkomst dat ze er met een dienstbode vandoor is gegaan. Ze maakt gebruik van de avances van graaf Antonio en gaat met hem naar bed in ruil voor geld. Zonder veel bagage verlaat ze het landgoed waar ze opgroeide en reist door Zuid-Italië. Uiteindelijk settelt ze zich in Bologna, waar ze vanwege haar gezicht vernederd en gevreesd wordt; hiervoor leert ze zich echter af te sluiten. Na vele korte betrekkingen wordt ze huishoudster bij een rijk echtpaar, werkzaam in de anatomiewetenschap. Haar meesteres, signora Manzolini, is zeer feministisch en krijgt dagelijks bezoek van vrouwen die samen discussiëren over ethische zaken.
De Franse gravin Zélide toont speciale interesse in Lucia en bestempelt haar lelijkheid als een gebrek waar ze gebruik van kan maken. Lucia noemt zichzelf inmiddels Galathée de Pompignac. Zélide vraagt haar om als haar secretaris mee te reizen naar Napels. Lucia stemt toe, ondanks dat ze Zélides passie voor archeologie niet deelt. In Napels vinden ze een ondergrondse stad. Lucia beleeft hier in Napels haar eerste kater en laat de broers Vanuti van haar lichaam gebruik maken. Daarna reist ze met Zélide naar Venetië, ofwel de thuishaven van Giacomo. Lucia onttrekt zich aan alle aandacht: pas in de periode dat iedereen gemaskerd door de stad gaat, treedt zij in het openbaar en vraagt naar haar geliefde, zonder haar identiteit te onthullen. Ze hoort van zijn broer Fransesco dat Giacomo in Turkije is om zijn geluk te beproeven en er vele minnaressen doorheen jaagt. Fransesco lijkt Lucia te herkennen, hoewel Lucia niets laat merken. Zélide blijkt erg ziek te zijn en Lucia is de enige die haar mag verzorgen. In de laatste periode van haar leven wordt Zélide steeds afstandelijker en heeft ze alleen nog oog voor haar wetenschappelijke experimenten. Na haar dood vertrekt Lucia naar het rijke Amsterdam. Het is dan 1749.
Lucia herinnert zich hoe zij in Amsterdam arriveerde en door haar lelijkheid en vrouw-zijn nergens werk kon krijgen. Nadat een professor haar betaalt voor tentoonstelling van haar verminkte lichaam, wordt ze prostituee. Na een korte tijd bij een pooier koopt ze zich vrij en wordt een meer verfijnde prostituee in het speelhuis, waar ze genoeg verdient om beter voor zichzelf te zorgen. Na een poos ontmoet Lucia de intelligente meneer Texira, die haar gratis onderdak en onderhoud geeft in ruil voor geanimeerde gesprekken over filosofie en literatuur, en zo af en toe een nacht samen. Hij en zijn vriend (die hetzelfde doet met een ander meisje, Danne/Danae genaamd) blijken joods te zijn. Drie dagen nadat Lucia dit ontdekt, worden ze alle vier gearresteerd wegens seksuele omgang tussen joden en christenen. Na anderhalve week opsluiting wordt Lucia veroordeeld tot twee jaar in het spinhuis. Lucia krijgt van de vrijgekomen Texira geld en trekt samen met Danne/Danae in een appartement, levend van de prostitutie. Ze krijgt vaste klanten op vaste dagen van de week, maar blijft naar Giacomo verlangen. Op een donderdagavond spreekt Lucia in Amsterdam af met haar vriend Jamieson, maar omdat hij heeft afgezegd vaart ze met de boot door de grachten. Daar vallen haar twee mannen op, Jan Rijgerbos en monsieur le Chevalier de Seingalt.
Op een andere donderdagavond neemt Jamieson Lucia tot haar verrassing en afgrijzen echter mee naar het spinhuis, waar prostituees gestraft worden door aan het spinnewiel gezet te worden, voor het oog van pestend publiek. Tussen deze vrouwen is er één die Galathée lijkt te herkennen en haar ruw vastgrijpt terwijl ze tekeer gaat – ook zij is in haar gezicht verminkt en ze slaagt erin de sluier van Lucia’s gezicht te verwijderen zodat haar nog altijd lelijke gezicht zichtbaar wordt. Lucia wordt zich ervan bewust dat monsieur Seingalt en haar Giacomo één en dezelfde zijn, maar dat Seingalt zich niet bewust is van haar identiteit. Ze schrijft Giacomo een brief waarin ze hem toestemming geeft haar het hof te maken om te zien of hij werkelijk nooit het hart van een vrouw breekt, zoals hijzelf beloofde. In antwoord op de brief die Lucia hem stuurde, nodigt Giacomo haar uit voor een toneelvoorstelling. Lucia weet zich niet goed te gedragen en piekert over wat ze moet doen: haar ware identiteit blootgeven of hem in de waan laten van Galathée de Pompignac? Tijdens een diner na de voorstelling discussiëren de twee over de liefde en jeugd en het is voor Lucia duidelijk dat Giacomo niet meer dezelfde is. Uiteindelijk bedenkt zij een geniaal plan; ze schrijft hem als de vrouw met de sluier een brief waarin ze zijn weddenschap aanneemt en hij haar voor zich mag winnen. Een week lang hebben ze geweldige seks en voelt zij zich helemaal goed. Maar dan moet zij uiteindelijk toch op de een of andere manier haar verhaal kwijt. Zij schrijft hem nog een brief, waarin zij vertelt dat ze weet wie Lucia is en dat hij haar kan zien bij een hoerenhuis in de stad. Hij gaat erheen en zij is daar, zonder sluier. Het verband tussen Lucia en de vrouw met de sluier kent hij niet en zal hij ook nooit ontdekken. Hij vindt Lucia weerzinwekkend en voelt zich schuldig dat zij terecht is gekomen in zo’n milieu. Zij wil niet dat hij zich schuldig voelt en geeft zichzelf de schuld. Ze zegt hem dat als ze echt van hem zou hebben gehouden, zij nooit uit elkaar zouden zijn gegaan. Hij vertrekt en schrijft nog een brief aan de vrouw met de sluier. Dat hij Lucia liever niet had gezien en dat zij de weddenschap gewonnen heeft. Hij geeft haar geld en vertrekt naar Parijs.
Ondertussen is Lucia zwanger, ofwel van Giacomo, ofwel van Jamieson, en heeft een onzekere toekomst voor zich. Met kind zal zij niet kunnen prostitueren en de enige die haar zekerheid kan bieden is meneer Jamieson. Hij is al tijden lang gek van haar en hij is eveneens haar enige klant die weet hoe ze er werkelijk uitziet zonder sluier. Lucia besluit op het laatste moment alsnog met hem mee te gaan naar Amerika en krijgt uiteindelijk na haar eerste kind, Jacob, nog twee kinderen van hem. Hiermee eindigt het boek en zijn de twee geliefden voor altijd uit elkaars armen gedreven.

Mening
Voor dit boek heb ik zoveel woorden, maar tegelijkertijd kan ik het heel goed beschrijven in 1 woord. Dit is een woord dat echter ook in de titel voorkomt, namelijk: schitterend. Vanaf het moment dat ik de flaptekst las was ik geboeid. Er kwamen meteen zoveel vragen bij me op. Waarom verdwijnt Lucia, waarom draagt ze een sluier, wat gebeurt er met Giacomo en hoe loopt het af? Als ik niet om 3 uur in de middag was begonnen met lezen, maar om 10 uur s’ochtends had ik het diezelfde dag nog uit gelezen. Wat ik interessant vond was dat het verhaal zich in een andere tijd afspeelt. Hierdoor kon ik even ontsnappen aan de tijd waar wij nu in leven, en dat vond ik heerlijk. Ik vond het enorm boeiend om te lezen hoe mensen zich gedroegen in die tijd en wat normaal was voor hun. Daarnaast herkende ik veel dingen uit het boek in dingen die ik op school heb geleerd. Lucia benoemt bijvoorbeeld dat de welvarende tijden van Amsterdam voorbij zijn, wat komt omdat de 17e eeuw, de gouden eeuw, voorbij was. Ik moet wel zeggen dat het begin moeilijk was om door te komen. Dat kwam omdat het nog niet helemaal duidelijk was vanuit wie ik het verhaal las en wat de situatie was. Dit werd na een paar bladzijden gelukkig wel beter. Het klinkt misschien gek, maar dit verhaal deed me een beetje denken aan een sprookje, en ik houd van sprookjes. Ik weet eigenlijk niet waarom dit zo was. Ik denk omdat het leven van Lucia op Pasiano voor mij zo onwerkelijk en onwaarschijnlijk leek. Het werd beschreven als een perfect zorgeloos (liefdes)leven dat ieder meisje-meisje zou willen, en dat vond ik prachtig. De schrijfstijl van Arthur Japin was zo gedetailleerd waardoor het voor mijn gevoel bijna magisch was. Kenmerkend voor een sprookje is dat het altijd goed komt, ongeacht de problemen die er zijn. Dat hoopte ik ook zo voor dit boek. Ik wilde heel graag dat Lucia haar ware identiteit aan Giacomo zou tonen en dat ze verder gelukkig samen zouden leven. Het einde haalde me echter uit het sprookjesgevoel. Lucia en Giacomo raakten elkaar opnieuw kwijt en dat vond ik ontzettend jammer, maar daar vind ik het boek niet minder om. Het einde wekte eigenlijk alleen maar meer interesse op, omdat ik er toen achter kwam dat het is geïnspireerd op personen die werkelijk in die tijd hebben geleefd. Giacomo Casanova was een beroemde 18e-eeuwse avonturier en stond bekend als vrouwenversierder en Lucy Jamieson heeft ook echt bestaan. Of deze twee personen echt een relatie hebben gehad en of het boek waargebeurd is weet ik niet, maar ik geloof het niet. Wat ik ook wel interessant vond was dat de schrijver een toneelstuk van Jacques Japin, een naamgenoot, heeft gebruikt. Waarschijnlijk zijn hij en de schrijver verre familie van elkaar.