zondag 9 september 2018

Vwo 6, boek 2

A.F.Th van der Heijden
Tonio

Samenvatting
In de proloog vertelt A. F. Th. Van der Heijden (Adri) dat hij bij het aangeven van zijn zoon Tonio bij de Burgerlijke Stand in Amsterdam op 16 juni 1988 vergeten is de achternaam van zijn vrouw Rotenstreich op te geven als tweede voornaam van zijn pasgeboren zoon Tonio. Dat had hij haar namelijk wel beloofd en het zou een eerbetoon zijn aan de joodse familie die voor een groot deel in de Tweede Wereldoorlog werd uitgemoord door de nazi’s. Eigenlijk had het echtpaar Van der Heijden verwacht dat het een dochter zou krijgen. Dan besluiten ze de zoon te noemen naar de hoofdpersoon van de roman van de Duitse schrijver Thomas Mann, “Tonio Kröger”. Mirjam is namelijk tijdens haar zwangerschap bezig met een vergelijkende studie van dit boek van Mann.
Door de zenuwen van Adri en de handelwijze van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand vergeet Adri de tweede naam op te geven.

Het is zondag 23 mei 2010: Eerste Pinksterdag. De schelle bel gaat in huize Van der Heijden. Adri zou die dag aan zijn 100 dagen werkschema beginnen: voor de nieuw te schrijven roman “Kwaadschiks”. ’s Nachts is Adri wakker geworden met een naar voorgevoel: hij wijt het aan de overvloedige maaltijd met heel veel knoflook van de dag ervoor. Of heeft hij toch te veel gedronken?
Maar de dag zal heel anders gaan verlopen dan hij aanvankelijk dacht. Voor de deur staan namelijk twee agenten die hem komen vertellen dat zijn zoon Tonio slachtoffer is geworden van een verkeersongeluk en in kritische toestand is overgebracht naar het AMC. De automobilist heeft zelf de politie gebeld en heeft zoals het er in eerste instantie naar uitziet niet gedronken. Het ongeluk gebeurt om ongeveer 04.30 in de morgen, in de buurt van het Vondelpark. Tonio was op weg naar het huis van zijn vriend Jim. De politie zal hen naar het ziekenhuis brengen.
Tijdens de rit overdenkt Adri in flashbacks hoe hij dertig jaar geleden ooit de moeder van Tonio, Mirjam Rotenstreich, heeft ontmoet en dat hij zeker wist dat hij die vrouw wilde hebben (D&GA = Deze en geen Ander). Ook vertelt hij over de kinderwens die hij had om met haar een kind te krijgen. Op 4 oktober 1987 weet hij Mirjam zover te krijgen dat ze aan een kind gaan beginnen en een maand later weten ze via een zwangerschapstest dat ze in verwachting is.
Ook overdenkt Adri dat Tonio tot zijn twintigste thuis is blijven wonen en dat hij de eerste twee jaar niet veel ambitie heeft getoond met studeren. Drie dagen voor zijn ongeluk was hij komen vragen of hij een meisje in hun huis mocht fotograferen, want zij wilde fotomodel worden en hij had aangeboden een proefsessie van haar te maken. Hij volgde immers een beroepsopleiding fotografie. Adri en Mirjam gaan daarvoor speciaal het huis uit en wanneer ze terugkeren, is de fotosessie al achter de rug.

Nog steeds in de politieauto denkt Adri aan de rit die hij met Mirjam en de verloskundige heeft gemaakt, toen Tonio geboren moest worden. Mirjam had al ontsluiting en de verloskundige had hen ook nog eens bij het verkeerde ziekenhuis afgezet. Zo was Tonio in het Slotervaartziekenhuis ter wereld gekomen en niet in het VU, zoals dat afgesproken was. De bevalling verloopt niet heel erg soepel. Dan blijkt het ook nog een jongetje te zijn. Vanaf het eerste moment voelt vader Adri dat hij zijn zoon tegen alle onheil moet beschermen. Wanneer hij een keer gaat wandelen in Amsterdam, namelijk op de dag dat het Nederlands elftal wordt gehuldigd voor het behalen van het EK 1988, gaat hij snel terug naar huis, omdat hij bang is dat zijn pas geboren zoon iets zal overkomen. Wanneer ze in het AMC aankomen, horen ze van een trauma-arts dat Tonio niet alleen ernstige inwendige verwondingen heeft, maar ook ernstig hersenletsel heeft opgelopen. Ze zijn op de OK al uren bezig om hem te opereren. Mirjam voelt op dat moment al aan dat het verkeerd gaat aflopen.

Adri heeft bij de jongen al vanaf de geboorte het verlammende idee gehad dat hij hem tegen alle onheil zal moeten behoeden. Als je als vader daarin slaagt, ben je succesvol. Anders faal je. Zo is hij bang tijdens een busreis naar Frankrijk waar ze een vakantiehuis (schoolhuis) hebben gehuurd, dat de chauffeurs in slaap vallen. Als hij gaat fietsen met de kleine Tonio voorop, is hij bang dat hij uit het fietsstoeltje zal kukelen. Zeker wanneer je een helling afgaat, zoals in Frankrijk vaak gebeurt. Later leest hij in de krant dat dit ook echt kan gebeuren. Hij is ook bang dat Tonio in het water zal vallen, wanneer hij met zijn vader de eendjes zal voeren. Kortom, Adri is erg bang voor zijn zoon om te kort te schieten in zijn beschermende rol. Detail in dit hoofdstuk is dat Tonio in Frankrijk tijdens de vakantie kennismaakt met de Rotterdamse familie Van Persie. Daar is o.a. de 6-jarige Robin van Persie (de later zo bekende voetballer) bij: een nogal stuurs jongetje dat roekeloze dingen doet. Later vallen de twee levens weer samen, zoals in het Tweede Boek blijkt. Maar de twee zusjes Van Persie zijn stapelgek op de kleuter Tonio.

Adri vertelt ook over zijn eerste huwelijkscrisis met Mirjam. Hij is een nukkige schrijver die steeds een bepaalde ruimte nodig heeft om zijn uitvoerige romans te kunnen schrijven. In zo’n periode van creativiteit is hij niet gemakkelijk in de omgang. Mirjam krijgt in die periode dan ook een andere vriend (die Adri "Our man in Africa” noemt). Ze wil die relatie op een bepaald moment verbreken, omdat ze toch veel van Adri houdt. Op de avond dat ze dit doet, wordt haar tas gestolen waarin de huissleutels zitten. Ze laat diezelfde avond een nieuw slot in de huisdeur aanbrengen, waardoor Adri het huis niet in kan en hij denkt dat ze met haar minnaar ligt te rollebollen. Toch wordt die avond haar overspelige relatie verbroken.

Drie weken voor het ongeluk gebeurde, was er een ouderavond voor de studenten waarvoor Adri en Mirjam ook door Tonio zijn uitgenodigd. Maar Tonio nonchalant als hij was, had de laatste berichten op zijn mail niet goed gelezen en daardoor waren ze slechts met zijn drieën overgebleven. Ze hadden echter heel gezellig met elkaar zitten eten.

In het AMC is inmiddels ook de zus van Mirjam, Hinde Rotenstreich, gearriveerd. De neurochirurg komt hun vertellen dat het vechten tegen de verwondingen van Tonio een hopeloze zaak is en dat Tonio op IC nog beademd wordt, maar dat ze die binnen enige tijd zullen stoppen.Wanneer ze op IC komen, ligt Tonio nog aan de beademing. Maar er lijkt even een korte verbetering te komen, waaraan ze zich vastklampen. Dan wordt de mechanische beademing stopgezet en kort daarna sterft Tonio. Mirjam en Adri zijn erbij. De politiearts moet foto’s maken van zijn verwondingen en dan ziet Adri toch weer een overeenkomst met de geboorte van Tonio. Toen had de verpleegkundige namelijk ook Polaroidfoto’s gemaakt van de boreling. Tonio’s lijk zal naar het mortuarium van het AMC worden overgebracht. Mirjam wil met haar zus Hinde haar ouders gaan inlichten. Haar vader Natan is maar liefst 97 jaar en is van Joodse afkomst. Maar hij is nog best bij de tijd en ze kan goed met hem opschieten. Hij leeft gescheiden van zijn vrouw Wies, die slecht met haar dochter Mirjam overweg kan. Mirjam vindt haar een aanstelster en aandachttrekster. Adri heeft geen ouders meer: hij belt naar zijn broer (die in Spanje zit met een vrouw en een baby Daniël) en zijn zus (die kanker heeft). De broer belooft meteen in het vliegtuig te stappen. Als Mirjam en Hinde terugkomen van hun ouders hebben ze drank en valium nodig om in slaap te komen.

Adri vertelt over een situatie in de tuin van hem en Mirjam. Er was toen ze het huis kochten een blinde muur te zien, waartegen de laatste jaren een veel te grote klimop was gegroeid. Herhaaldelijk was door o.a. zijn broer gezegd dat de klimop moest worden gesnoeid, omdat hij anders van de muur kwam zetten, met alle mogelijke gevolgen van dien. Het gebeurt op 15 september 2010, wanneer Mirjam boodschappen aan het doen is. Ze vraagt meteen naar de katten van Tonio. Adri ziet ze eerst niet waardoor het kan zijn dat ze onder de takken liggen, Maar uiteindelijk is dat gelukkig niet het geval. De katten hebben het overleefd, maar Adri en Mirjam kijken vanaf dat moment weer tegen de lelijke, blinde muur aan.

Op Tweede Pinksterdag moet Adri al de begrafenis gaan regelen. Ze willen een korte en sobere plechtigheid houden. Ook hebben Adri en Mirjam besloten niet meer naar het dode lichaam in de kist te kijken. Ze willen de beeltenis van Tonio in hun herinnering hebben zoals die in het ziekenhuis was. Ze sturen naar een kleine groep vrienden en familieleden een eigen rouwbrief rond waarin een foto van Tonio verkleed als Oscar Wilde is ingesloten. Op de vrijdag erna houdt Adri een korte rede bij het graf en zijn broer houdt een wat grotere toespraak over het leven van zijn boeiende neef. Tijdens de begrafenis vraagt Adri zich af of hij er goed aan gedaan heeft om weinig mensen uit te nodigen. Het fotomeisje met wie hij op de laatste zaterdagavond voor zijn dood had afgesproken, had er toch ook moeten zijn. Maar ze weten niet wie dat meisje is geweest. Zijn vrienden kennen het meisje ook niet bij naam. Tonio en zij zouden naar Paradiso gaan en Adri stelt zich dus steeds voor hoe die laatste avond verlopen moet zijn. Hij wil haar graag leren kennen, omdat hij de reconstructie van de laatste uren van zijn zoon in kaart wil brengen.

Er is een nazit met borrel bij de Van der Heijdens thuis. Oma Wies ziet het helemaal niet meer zitten en wil ook dood en bij Tonio zijn. De pers hebben ze mooi om de tuin weten te leiden. De rouwadvertenties komen pas op de dag van de begrafenis in de krant. De eerste dagen is het geheugen van Mirjam een zeef: ze kan zich eenvoudige dingen niet herinneren. Adri’s eerste symptomen van zijn rouw zijn o.a. de angst om bekenden te ontmoeten. Hij gaat vrijwel niet naar buiten. De familie krijgt veel rouwbrieven en Adri en Mirjam maken die op een kinderboerderij buiten de stad (om maar niemand te zien) open. Soms is er steun te halen uit de brieven, soms ergeren ze zich dood aan de clichés.

Adri herinnert zich dat hij zelf aan een auto-ongeluk is ontsnapt, toen hij op weg naar zijn school was. Zijn moeder was er altijd bang voor geweest. Hij vraagt zich af waarom zijn zoon door het noodlot getroffen is en hij toen wel aan de dood ontsnapt was. Hij wil vanaf dat moment weten wat er precies op de laatste zaterdagavond is gebeurd. Een van Tonio’s vrienden is Dennis. Die heeft Tonio de laatste zaterdag gezien. Ze zijn echter niet naar Paradiso geweest en het fotomeisje was er helemaal niet bij. Wel een ander meisje, Goscha. Ze hadden nog wat gedronken en gedanst. Daarna was Goscha met Dennis meegegaan en was Tonio naar het huis van zijn vriend Jim gefietst, maar daar was hij dus niet aangekomen. Een andere vriend van Tonio is er intussen via Facebook achter gekomen dat het fotomeisje Jenny heet. Adri wil dat ze wordt opgespoord, want hij wil weten waarom ze niet naar Paradiso zijn gegaan. De volgende ontmoeting van Adri en Mirjam is met het meisje Goscha. Zij vertelt ongeveer hetzelfde verhaal als Dennis heeft gedaan. Ze zijn met zijn drieën gaan stappen en zij was na afloop met Dennis meegegaan. Maar Adri verbaast zich erover dat Tonio toch eigenlijk een andere route heeft genomen dan voor de hand lag. Waarom heeft hij gedaan?

Adri en Mirjam geven toe aan de innerlijke drang om het ongeluk te reconstrueren. Het initiatief gaat daarbij uit van Adri. Ze gaan eerst naar de afdeling van de politie die de gegevens over het ongeluk heeft, maar veel uitsluitsel geeft dat niet. De auto van de dader is een rode Suzuki Swift. Dat is allemaal wel toevallig, want Adri is bezig met een roman over een liquidatie waarin een Suzuki Swift een rol speelt. Hij voelt zich door dat toevallige gegeven eigenlijk nog schuldiger. De bestuurder van de Suzuki is gecontroleerd en hij had op dat moment niet gedronken. Dat had Tonio overigens wel, volgens Dennis en Goscha, maar niet zoveel dat hij niet meer recht kon fietsen. Er zijn bovendien filmopnamen te zien van het ongeluk. De beveiligingscamera van het Holland Casino heeft de film opgenomen, maar ze zijn er nog niet aan toe om die beelden te zien.

Mirjam wil de foto’s achterhalen die Tonio van het bewuste meisje op de donderdag voor zijn dood heeft gemaakt. Jim zegt eerst zijn medewerking toe, maar als Mirjam hem nog eens vraagt, doet hij erg lullig, waardoor Mirjam teleurgesteld afhaakt. Vervolgens gaan ze nog een keer terug naar het AMC om met de trauma-arts te praten over de gevolgen van het ongeluk en hoe ze de opvang op Pinksterzondag hebben gevonden. Mirjam is erg benieuwd naar het feit of ze meteen in het ziekenhuis geweten hadden dat Tonio niet meer te redden was geweest en of ze daarom niet onnodig het lijden hebben gerekt.

Het meisje Jenny wordt opgespoord en ze maakt een afspraak om de door Tonio gemaakte foto’s te komen halen. Maar op het laatste moment zegt ze af vanwege longontsteking. De drank biedt in zo’n situatie weer uitkomst voor Adri en Mirjam. De laatste heeft het nog altijd erg moeilijk en haar moeder helpt haar niet echt, door steeds aan te kondigen dat ze er ook een einde aan wil maken en zich bij Tonio wil voegen. Op een dag maakt ze het zo bont dat ze zich voor een auto wil werpen. Mirjam neemt het haar heel kwalijk. Ze wil haar moeder helemaal niet meer bezoeken. Ze heeft ook een ingeworteld idee dat Adri toch nog nageslacht wil en dat hij haar zal verlaten als hij de kans ziet om aan een “tweede leg” bij een andere vrouw te beginnen. Adri oppert nog een keer de gedachte om haar in Italië een bijzondere behandeling voor oudere vrouwen te laten ondergaan (Mirjam is 50) maar ze komen er beiden achter dat een ander kind ook geen oplossing is. Adri ontkent hevig dat hij aan een “tweede leg” wil beginnen.

Het fotomeisje komt haar tweede afspraak wel na. Ze vertelt over de dag dat ze opnamen hadden gemaakt in het huis van Adri. Het was allemaal best goed gegaan, maar Tonio was toch ook wel wat verlegen geweest. Ze hadden eerst afgesproken om zaterdags daarna naar Paradiso te gaan, maar later had Tonio haar voorgesteld om naar een andere kroeg te gaan. Jenny hield niet van de muziek daar en ze kende bovendien de vrienden van Tonio niet. Daarom was de afspraak afgezegd. Ze had pas later gehoord dat Tonio overleden was. Ze neemt de foto’s nog niet mee, maar vraagt nog wel of ze nog een keer naar Tonio’s slaapkamer mag. Dat staan ze toe.

Ze willen verder gaan in de reconstructie van de Pinkstermorgen. Vraag is ook waar het grote horloge van Tonio is gebleven. Later wordt het gevonden op zijn kamer: de sluiting was al enkele maanden kapot. Mirjam laat het maken en draagt vanaf die dag het horloge van Tonio.
Ze horen via een letseladvocaat dat ze een claim zouden kunnen indienen tegen de chauffeur. Het is namelijk bewezen dat hij wat te hard heeft gereden (ongeveer 70 km waar 50 is toegestaan). Daartegenover staat dat Tonio teveel gedronken had (0.9 promille in zijn bloed). Beiden hadden niet echt goed opgelet, maar echt schuldig is er niemand. Adri en Mirjam willen niet de weg van een aanklacht op. Nauwgezet gaat Adri de laatste reis van Tonio na. Hoe is hij gereden? Wat heeft hij gedacht? Waarom is hij niet langs zijn ouders gereden? Heeft hij soms shoarma willen eten, waardoor hij een andere route heeft genomen? Daarmee creëert hij weer een schuldgevoel. Hij voelt zich ook schuldig aan het lot van Mirjam. Hij heeft haar versierd, hij heeft haar zwanger gemaakt, maar hij heeft haar ook met de dood opgescheept.

De kleine Tonio hield van mooie stenen. Die verzamelde hij graag. Adri kocht ze vaak voor hem als ze in het buitenland verbleven. Een dag na de verloren WK-finale van Nederland tegen Spanje kunnen ze de grafsteen op de begraafplaats bewonderen. Er staat een portret van Tonio op de steen en eindelijk ook zijn tweede naam Rotenstreich. De vader van Mirjam kan de aanblik nauwelijks verwerken. Wanneer ze het graf verlaten, heeft Adri het gevoel dat Tonio nu echt dood is. Vrijwel alles hebben ze gedaan om de reconstructie van het ongeluk compleet te maken. Adri merkt dat hij in het gewone leven ook steeds meer aan Tonio moet denken. Hij is in zijn hele denken en wezen aanwezig. Tonio is werkelijk overal. Adri noemt dit pantonionisme: het verschijnsel dat Tonio overal aanwezig is.

Alleen De Plek van het ongeluk (nabij het Vondelpark) hebben ze in die twee maanden na Pinksteren nog niet bezocht. Op de dag dat het Nederlands elftal in Amsterdam wordt gehuldigd vanwege de verloren finale tegen Spanje, wordt hun gevraagd met vrienden mee te varen. Ze stemmen ermee in, omdat ze nu van plan zijn in de buurt van de plaats van het ongeluk te komen, terwijl er zoveel andere mensen zijn waardoor ze niet zullen opvallen. Ze varen mee, gaan daarna van boord en Adri ziet dat Robin van Persie wordt geïnterviewd . Dat kan geen toeval zijn. Het is het jongetje dat ze in Frankrijk tijdens de vakantie hebben ontmoet. Op een opgenomen televisiebeeld zien ze later wat hij gezegd heeft over de gemiste kans van de finale. Adri denkt weer terug aan het stugge jongetje dat ze in Frankrijk hebben ontmoet en dat vrij ruig was. Nu komen de levens van Tonio en Robin weer samen. Wanneer ze naar de opnamen kijken, zegt Adri dat ze dan ook best naar de opnamen van het auto-ongeluk kunnen kijken. Beiden kijken ernaar. Ze zien hoe toevallig het ongeluk tot stand komt en dat de bestuurder uit zijn auto stapt om te bellen. Ook zien ze hoe de ambulances bij het ongeluk komen en later Tonio op de brancard afvoeren.

Adri wil het requiem afsluiten met een reportage van de zonsverduistering die ze een keer met Tonio in Frankrijk hadden bijgewoond. Hij had het beeld ook gebruikt voor een roman in de serie Homo Duplex. Tonio was halverwege de verduistering naar binnen gegaan. Dat deed hij wel vaker. Als hij ergens genoeg van had werd hij ongeduldig en stopte hij er gewoon mee.
Adri zegt dat hij het laatste woord aan Jenny wil geven. Wanneer ze bij haar laatste bezoek vraagt of ze de kamer van Tonio had mogen zien, was ze lang weggebleven. Toen ze terugkwam had ze gezegd, dat ze kamer niet was binnengelopen. “Ja, ik geloof echt dat de doden een bepaalde energie voor ons achterlaten”, is de zin waarmee Jenny het boek afsluit.

Mening
Over het boek Tonio heb ik eigenlijk verschillende meningen. Aan de ene kant kan ik me goed voorstellen dat het verschrikkelijk moet zijn om je kind te verliezen en te missen. Ik vind het ook mooi dat de schrijver, de vader van Tonio, dit boek voor zijn zoon geschreven heeft. Hij schreef dat hij pas verder kon als hij dit requiem gewijd aan Tonio geschreven had. Dat idee vind ik best begrijpelijk, en naar mijn mening is dat een mooie manier om met verdriet om te gaan. Toen ik net begon met lezen vond ik het ook heel interessant. Op bladzijde 3 zegt Adri over de naam van zijn zoon: “Ni. Een naam met een overwonnen ontkenning.” Over die woordkeuze heb ik nog wel eens nagedacht, want die vind ik heel mooi gevonden. Wat ook meteen bij me op kwam was de vraag waarom Tonio zijn vader bij zijn voornaam noemt, tegen zijn moeder zegt hij namelijk wel gewoon mama. Op bladzijde 591 komt van der Heijden daar nog eens op terug. Hij schrijft: vanaf dat hij praten kon, noemde Tonio me bij mijn voornaam. Een echte reden waarom wordt niet gegeven. Jammer, want nu blijft het voor altijd een open plek.
Eigenlijk wilde ik een ander boek van deze schrijver, namelijk Het leven uit een dag. Die leek me heel interessant maar was helaas onvindbaar in de bibliotheek. De volgende dag zou ik op vakantie gaan en omdat ik wel wat te lezen wou hebben ging ik op zoek naar andere boeken van dezelfde schrijver. Tonio was het enige boek van niveau 4, maar die 600 bladzijden schrokken me toch wel een beetje af. Uiteindelijk was het mijn moeder die me overhaalde om het toch te gaan lezen want zij had hem ook gelezen en volgens haar las je het zo uit. Dat bleek bij mij niet het geval te zijn. Ik moet namelijk ook toegeven dat ik het boek meestal behoorlijk saai vond. Het heeft meer dan 600 bladzijden en bestaat eigenlijk vooral uit herinneringen/details uit Tonio’s jeugd. Dat verklaart ook waarom die bovenstaande samenvatting zo lang is. Sommige herinneringen vond ik oninteressant, zoals op bladzijde 220 waar het gaat over de katten. Dat kon me niet echt boeien, maar er is bijna een heel hoofdstuk aan gewijd. Op sommige momenten was ik daarom ook niet echt actief aan het lezen. Daar bedoel ik mee dat ik er gewoon overheen las waardoor ik regelmatig vergat wat ik zojuist gelezen had. Ik vergat ook wel eens dat dit waargebeurd was. Dan was er weer zo’n hoofdstuk vol nutteloze details die me niet echt konden schelen en las ik maar gewoon door, want ik moest toch die 600 bladzijden uitlezen. Bovendien was het soms best verwarrend door alle herinneringen die ervoor zorgden dat je terug in de tijd ging. Op sommige momenten wist ik niet eens meer of dat wat ik aan het lezen was nou voor of na Tonio’s dood was. Op bladzijde 443 en 444 stond opeens in een paar zinnen wat ik de afgelopen 400 bladzijden gelezen had, alleen dan zonder alle details. Op zich had ik ook gewoon die twee bladzijden kunnen lezen om het verhaal te snappen. Er kwamen ook steeds dingen terug. Ik heb namelijk wel 5 keer gelezen dat oma Wies dood wil en dat de drank Adri en Mirjam niet meer smaakte. Steeds hetzelfde lezen vond ik ook nogal saai.
De stukken waarin Adri erachter wilde komen wat er precies gebeurd was vond ik wel leuk. Dat vond ik dan nog wel spannend, maar eigenlijk viel dat ook wat tegen. Ik hoopte op een spannende plottwist maar die kwam niet. Tonio was eigenlijk gewoon heel lullig aan zijn eind gekomen.
Ik ben er door dit boek ook wel weer achter gekomen dat ik meer van fictie houd. Dat is naar mijn mening meestal veel minder saai.

Vwo 6, boek 1

Een schitterend gebrek
Arthur Japin

Samenvatting
Het boek vertelt het verhaal van Giacomo Casanova en wordt verteld door zijn eerste liefde, Lucia. Terwijl zij springt tussen het heden en het verleden, vertelt zij haar verhaal, het verhaal dat Casanova zelf nooit zal kennen. Haar jeugd brengt Lucia door op het vredige platteland Pasiano van Noord-Italië. Nooit heeft zij zorgen en altijd kan zij rustig rondfladderen in de natuur. Dan komen de voorbereidingen van het huwelijk van de dochter van de gravin, Adriana, eraan. De gravin is de eigenaresse van het landgoed waar Lucia werkt. Lucia is de dochter van twee bedienden, die al geruime tijd in dienst zijn van de gravin. De gravin ziet Lucia als familie en gaat erg vertrouwd met haar om. Als de genodigden voor het groots huwelijk aankomen, valt Lucia’s blik meteen op twee jongemannen. De gebroeders Francesco en Giacomo Casanova spreken haar meteen aan. Vooral Giacomo, dus zorgt zij er met een list voor dat hij een vertrek dicht bij dat van haar krijgt. Zo brengt zij hem iedere morgen zijn eten en brengt zij veel tijd door op zijn kamer of bij hem in bed. Maar Giacomo vindt haar nog te jong om het echte genot te kunnen beleven, dus onthoudt hij zich van het liefdesspel. Dan moet hij weer gaan, maar spreken zij af elkaar eeuwig trouw te zijn. Hij zal na een halfjaar terugkomen en dan zullen zij trouwen. Zij zullen samen een gelukkig leven opbouwen in Venetië en alles zal mooi zijn.
Terwijl Lucia de terugkomst van haar geliefde afwacht, krijgt ze privéles van monsieur De Pompignac, de voormalige leraar van de dochter van de gravin. Hij leert Lucia alles over literatuur, talen en etiquette. Als monsieur De Pompignac gegrepen wordt door de in Venetië heersende ziekte (pokken), is Lucia de enige die hem mag verzorgen totdat hij uiteindelijk overlijdt. Op de dag van de begrafenis draagt ze kleding die hij haar schonk, maar wordt daardoor zelf ook ziek. Na drie weken ontwaakt ze uit een soort coma (terwijl ze eigenlijk op het punt van sterven stond) en ontdekt dat haar gezicht totaal verminkt is door het openkrabben van de zweren. De rest van haar lichaam is gespaard gebleven omdat Lucia haar moeder had gevraagd haar vast te binden zodat ze niet kon krabben. Lucia overleeft, maar de schade is enorm: haar gezicht is voor altijd ontsierd door afzichtelijke littekens. Lucia wil dolgraag trouwen met Giacomo, maar ze wil hem de vernedering van een lelijke echtgenote niet aandoen: zijzelf, maar ook haar man zal door haar lelijkheid nooit geaccepteerd worden in de societykringen van Venetië. Omwille van Giacomo’s geluk liegt Lucia bij zijn terugkomst dat ze er met een dienstbode vandoor is gegaan. Ze maakt gebruik van de avances van graaf Antonio en gaat met hem naar bed in ruil voor geld. Zonder veel bagage verlaat ze het landgoed waar ze opgroeide en reist door Zuid-Italië. Uiteindelijk settelt ze zich in Bologna, waar ze vanwege haar gezicht vernederd en gevreesd wordt; hiervoor leert ze zich echter af te sluiten. Na vele korte betrekkingen wordt ze huishoudster bij een rijk echtpaar, werkzaam in de anatomiewetenschap. Haar meesteres, signora Manzolini, is zeer feministisch en krijgt dagelijks bezoek van vrouwen die samen discussiëren over ethische zaken.
De Franse gravin Zélide toont speciale interesse in Lucia en bestempelt haar lelijkheid als een gebrek waar ze gebruik van kan maken. Lucia noemt zichzelf inmiddels Galathée de Pompignac. Zélide vraagt haar om als haar secretaris mee te reizen naar Napels. Lucia stemt toe, ondanks dat ze Zélides passie voor archeologie niet deelt. In Napels vinden ze een ondergrondse stad. Lucia beleeft hier in Napels haar eerste kater en laat de broers Vanuti van haar lichaam gebruik maken. Daarna reist ze met Zélide naar Venetië, ofwel de thuishaven van Giacomo. Lucia onttrekt zich aan alle aandacht: pas in de periode dat iedereen gemaskerd door de stad gaat, treedt zij in het openbaar en vraagt naar haar geliefde, zonder haar identiteit te onthullen. Ze hoort van zijn broer Fransesco dat Giacomo in Turkije is om zijn geluk te beproeven en er vele minnaressen doorheen jaagt. Fransesco lijkt Lucia te herkennen, hoewel Lucia niets laat merken. Zélide blijkt erg ziek te zijn en Lucia is de enige die haar mag verzorgen. In de laatste periode van haar leven wordt Zélide steeds afstandelijker en heeft ze alleen nog oog voor haar wetenschappelijke experimenten. Na haar dood vertrekt Lucia naar het rijke Amsterdam. Het is dan 1749.
Lucia herinnert zich hoe zij in Amsterdam arriveerde en door haar lelijkheid en vrouw-zijn nergens werk kon krijgen. Nadat een professor haar betaalt voor tentoonstelling van haar verminkte lichaam, wordt ze prostituee. Na een korte tijd bij een pooier koopt ze zich vrij en wordt een meer verfijnde prostituee in het speelhuis, waar ze genoeg verdient om beter voor zichzelf te zorgen. Na een poos ontmoet Lucia de intelligente meneer Texira, die haar gratis onderdak en onderhoud geeft in ruil voor geanimeerde gesprekken over filosofie en literatuur, en zo af en toe een nacht samen. Hij en zijn vriend (die hetzelfde doet met een ander meisje, Danne/Danae genaamd) blijken joods te zijn. Drie dagen nadat Lucia dit ontdekt, worden ze alle vier gearresteerd wegens seksuele omgang tussen joden en christenen. Na anderhalve week opsluiting wordt Lucia veroordeeld tot twee jaar in het spinhuis. Lucia krijgt van de vrijgekomen Texira geld en trekt samen met Danne/Danae in een appartement, levend van de prostitutie. Ze krijgt vaste klanten op vaste dagen van de week, maar blijft naar Giacomo verlangen. Op een donderdagavond spreekt Lucia in Amsterdam af met haar vriend Jamieson, maar omdat hij heeft afgezegd vaart ze met de boot door de grachten. Daar vallen haar twee mannen op, Jan Rijgerbos en monsieur le Chevalier de Seingalt.
Op een andere donderdagavond neemt Jamieson Lucia tot haar verrassing en afgrijzen echter mee naar het spinhuis, waar prostituees gestraft worden door aan het spinnewiel gezet te worden, voor het oog van pestend publiek. Tussen deze vrouwen is er één die Galathée lijkt te herkennen en haar ruw vastgrijpt terwijl ze tekeer gaat – ook zij is in haar gezicht verminkt en ze slaagt erin de sluier van Lucia’s gezicht te verwijderen zodat haar nog altijd lelijke gezicht zichtbaar wordt. Lucia wordt zich ervan bewust dat monsieur Seingalt en haar Giacomo één en dezelfde zijn, maar dat Seingalt zich niet bewust is van haar identiteit. Ze schrijft Giacomo een brief waarin ze hem toestemming geeft haar het hof te maken om te zien of hij werkelijk nooit het hart van een vrouw breekt, zoals hijzelf beloofde. In antwoord op de brief die Lucia hem stuurde, nodigt Giacomo haar uit voor een toneelvoorstelling. Lucia weet zich niet goed te gedragen en piekert over wat ze moet doen: haar ware identiteit blootgeven of hem in de waan laten van Galathée de Pompignac? Tijdens een diner na de voorstelling discussiëren de twee over de liefde en jeugd en het is voor Lucia duidelijk dat Giacomo niet meer dezelfde is. Uiteindelijk bedenkt zij een geniaal plan; ze schrijft hem als de vrouw met de sluier een brief waarin ze zijn weddenschap aanneemt en hij haar voor zich mag winnen. Een week lang hebben ze geweldige seks en voelt zij zich helemaal goed. Maar dan moet zij uiteindelijk toch op de een of andere manier haar verhaal kwijt. Zij schrijft hem nog een brief, waarin zij vertelt dat ze weet wie Lucia is en dat hij haar kan zien bij een hoerenhuis in de stad. Hij gaat erheen en zij is daar, zonder sluier. Het verband tussen Lucia en de vrouw met de sluier kent hij niet en zal hij ook nooit ontdekken. Hij vindt Lucia weerzinwekkend en voelt zich schuldig dat zij terecht is gekomen in zo’n milieu. Zij wil niet dat hij zich schuldig voelt en geeft zichzelf de schuld. Ze zegt hem dat als ze echt van hem zou hebben gehouden, zij nooit uit elkaar zouden zijn gegaan. Hij vertrekt en schrijft nog een brief aan de vrouw met de sluier. Dat hij Lucia liever niet had gezien en dat zij de weddenschap gewonnen heeft. Hij geeft haar geld en vertrekt naar Parijs.
Ondertussen is Lucia zwanger, ofwel van Giacomo, ofwel van Jamieson, en heeft een onzekere toekomst voor zich. Met kind zal zij niet kunnen prostitueren en de enige die haar zekerheid kan bieden is meneer Jamieson. Hij is al tijden lang gek van haar en hij is eveneens haar enige klant die weet hoe ze er werkelijk uitziet zonder sluier. Lucia besluit op het laatste moment alsnog met hem mee te gaan naar Amerika en krijgt uiteindelijk na haar eerste kind, Jacob, nog twee kinderen van hem. Hiermee eindigt het boek en zijn de twee geliefden voor altijd uit elkaars armen gedreven.

Mening
Voor dit boek heb ik zoveel woorden, maar tegelijkertijd kan ik het heel goed beschrijven in 1 woord. Dit is een woord dat echter ook in de titel voorkomt, namelijk: schitterend. Vanaf het moment dat ik de flaptekst las was ik geboeid. Er kwamen meteen zoveel vragen bij me op. Waarom verdwijnt Lucia, waarom draagt ze een sluier, wat gebeurt er met Giacomo en hoe loopt het af? Als ik niet om 3 uur in de middag was begonnen met lezen, maar om 10 uur s’ochtends had ik het diezelfde dag nog uit gelezen. Wat ik interessant vond was dat het verhaal zich in een andere tijd afspeelt. Hierdoor kon ik even ontsnappen aan de tijd waar wij nu in leven, en dat vond ik heerlijk. Ik vond het enorm boeiend om te lezen hoe mensen zich gedroegen in die tijd en wat normaal was voor hun. Daarnaast herkende ik veel dingen uit het boek in dingen die ik op school heb geleerd. Lucia benoemt bijvoorbeeld dat de welvarende tijden van Amsterdam voorbij zijn, wat komt omdat de 17e eeuw, de gouden eeuw, voorbij was. Ik moet wel zeggen dat het begin moeilijk was om door te komen. Dat kwam omdat het nog niet helemaal duidelijk was vanuit wie ik het verhaal las en wat de situatie was. Dit werd na een paar bladzijden gelukkig wel beter. Het klinkt misschien gek, maar dit verhaal deed me een beetje denken aan een sprookje, en ik houd van sprookjes. Ik weet eigenlijk niet waarom dit zo was. Ik denk omdat het leven van Lucia op Pasiano voor mij zo onwerkelijk en onwaarschijnlijk leek. Het werd beschreven als een perfect zorgeloos (liefdes)leven dat ieder meisje-meisje zou willen, en dat vond ik prachtig. De schrijfstijl van Arthur Japin was zo gedetailleerd waardoor het voor mijn gevoel bijna magisch was. Kenmerkend voor een sprookje is dat het altijd goed komt, ongeacht de problemen die er zijn. Dat hoopte ik ook zo voor dit boek. Ik wilde heel graag dat Lucia haar ware identiteit aan Giacomo zou tonen en dat ze verder gelukkig samen zouden leven. Het einde haalde me echter uit het sprookjesgevoel. Lucia en Giacomo raakten elkaar opnieuw kwijt en dat vond ik ontzettend jammer, maar daar vind ik het boek niet minder om. Het einde wekte eigenlijk alleen maar meer interesse op, omdat ik er toen achter kwam dat het is geïnspireerd op personen die werkelijk in die tijd hebben geleefd. Giacomo Casanova was een beroemde 18e-eeuwse avonturier en stond bekend als vrouwenversierder en Lucy Jamieson heeft ook echt bestaan. Of deze twee personen echt een relatie hebben gehad en of het boek waargebeurd is weet ik niet, maar ik geloof het niet. Wat ik ook wel interessant vond was dat de schrijver een toneelstuk van Jacques Japin, een naamgenoot, heeft gebruikt. Waarschijnlijk zijn hij en de schrijver verre familie van elkaar.

zaterdag 12 mei 2018

Vwo 5 boek 4, Turks fruit

Samenvatting
Het verhaal begint als de hoofdpersoon op bed ligt en terugdenkt aan zijn tijd met Olga. Hij heeft haar voor het eerst ontmoet toen hij stond te liften en Olga hem oppikte, waarna de ontmoeting leidde tot een vrijpartij en vervolgens tot een auto-ongeluk. Twee maanden later hebben de twee elkaar weer ontmoet, waarna ze besluiten om te gaan samenwonen en vervolgens te trouwen. De hoofdpersoon blikt terug op de hoogtepunten uit hun relatie en beschrijft verschillende gebeurtenissen uit Olga's jeugd die ze hem verteld heeft. Olga's vader is een wat tragikomische man, die door de hoofdpersoon wel aardig wordt gevonden. De moeder van Olga kan hij daarentegen niet uitstaan: zij is een vrouw met een diepe afkeer van kinderen, die bovendien vreemdgaat, maar zich thuis voordoet als de goede echtgenote. Ook heeft ze een borstamputatie ondergaan en nu houdt ze Olga in feite af van een zwangerschap door haar te vertellen dat ze als baby haar moeders borst heeft leeggezogen. Olga's vader overlijdt doordat zijn vrouw hem te vet eten heeft gegeven terwijl hij eigenlijk juist op dieet was. De hoofdpersoon ziet dit als moord. De hoofdpersoon vertelt verder over zijn seksuele relatie met Olga die heel belangrijk voor hem was, over de fijne vakantie op Ameland en de keren dat Olga voor hem model heeft gestaan. Geleidelijk wordt er naar een climax toegewerkt. Als Olga tijdens een diner zit te flirten met een zakenrelatie van haar ouders, komt het keerpunt in haar relatie met de hoofdpersoon. Hij slaat Olga, waarna zij hem verlaat en teruggaat naar haar moeder. Nadat Olga hem heeft verlaten, heeft de ik-figuur veel kortstondige relaties met andere vrouwen die hij steeds met Olga vergelijkt, maar niemand kan aan haar tippen. Hij vindt een manke vogel en neemt deze in huis voor acht maanden. Hij poept alles onder, maar daar lijkt hij geen moeite mee te hebben. Als de vogel later weer genezen en vrij is, is zijn huis onherroepelijk aan de stank van de uitwerpselen van de meeuw verbonden. Olga krijgt nog enkele nieuwe, kortstondige relaties vanuit haar werk. Ze verandert haar uiterlijk, blondeert haar haar en woont een aantal jaren in het buitenland. Ze reist veel en stuurt nog kaartjes en brieven. Soms komen de ik-figuur en Olga elkaar in de stad tegen en praten dan wat met elkaar, zonder eigenlijk iets wezenlijks te zeggen. Olga is ondertussen ook een keer zwanger geworden, maar moest vervolgens aan haar eierstokken worden geopereerd, waarna de relatie beëindigd werd. Olga krijgt last van erge hoofdpijn. Het blijkt dat ze een hersentumor heeft, die niet helemaal verwijderd kan worden. Door de vele bestralingen verliest zij haar haren en de ik-figuur koopt een pruik voor haar. Hij bezoekt haar elke dag in het ziekenhuis en ziet haar aftakelen. Ze durft niets meer te eten behalve Turks fruit, omdat ze denkt dat haar voortanden eruit zullen vallen als ze iets hards eet, net als toen ze klein was. De ik-figuur koopt dan op de markt Turks fruit voor haar. Ze sterft op een vroege voorjaarsavond. Ze wordt met haar pruik op gecremeerd.

Mening
Dit boek vond ik niet zo leuk om te lezen en dat heeft verschillende redenen. De eerste is dat het ontzettend grof is. Ik wist wel dat er veel seks in voor zou komen maar ik had niet gedacht dat het zo grof zou zijn. Ik kan heus wel ergens tegen, alleen dit taalgebruik vond ik een beetje ongemakkelijk om te lezen. Al op de eerste bladzijde dacht ik jeetje, waar ben ik aan begonnen. Het verhaal kende ik al een beetje. Het zou namelijk gaan over een kunstenaar die wordt verlaten door zijn grote liefde Olga, die uiteindelijk sterft aan kanker. Ik had dus verwacht hier over te lezen maar eigenlijk zat elk hoofdstuk vol met hoogtepunten uit hun relatie. Soms waren die verhalen wel leuk, maar dat ze nu een kat en dan weer tortelduiven of een boomkikker als huisdier hebben kan me niet zo veel schelen. Dat het grootste gedeelte van het boek daaruit bestond vond ik dus niet zo leuk. Ik vond het boek ook wel heel erg dramatisch en triest. De diepe haat van de hoofdpersoon voor Olga’s moeder en de liefde voor Olga zelf leken overdreven, net als de pijn die de hoofdpersoon voelde toen Olga bij hem weg was. Daardoor was het voor mij dus niet realistisch en van lezen over iemand die zo veel pijn ervaart word ik ook niet echt vrolijk. Dat je de naam van de hoofdpersoon niet weet vond ik niet zo erg. Sommige mensen storen zich daaraan maar nu kon ik  zelf bedenken wie hij was en dat vond ik wel grappig. Het boek was niet wat ik verwachtte en ik vond het voor het grootste gedeelte eigenlijk nergens over gaan, dus dat is wel jammer.

Argumentatie
Dit boek gaat over de relatie van een naamloze kunstenaar die de hoofdpersoon is en zijn uit Alkmaar afkomstige vrouw Olga. De hoofdpersoon vertelt over de invloed die Olga op hem heeft gehad toen zij hem verliet en toen ze stierf aan een hersentumor.
Ik zou dit boek niet aanraden aan klasgenoten. De eerste reden hiervoor is dat het boek heel anders is dan je verwacht, en dat is niet op een goede manier. Ik heb net kort verteld waar dit boek over gaat, dus je neemt aan dat je daarover gaat lezen maar dit is niet het geval. Eigenlijk bestaat het hele boek uit hoogtepunten uit hun relatie en op het eind gaat alles opeens heel snel. Bij hoogtepunten moet je bijvoorbeeld denken aan die keer dat de hoofdpersoon en Olga tortelduiven als huisdieren hadden, of toen ze probeerden een wezel te vangen. Hele hoofdstukken zijn gevuld met dat soort onzin, en pas in de laatste 4 hoofdstukken heeft Olga hem opeens verlaten en gaat ze dood. Tijdens het lezen heb je het gevoel dat het nergens over gaat, want wat maakt het nou uit wat voor huisdieren ze hebben? De titel wordt ook pas in het laatste hoofdstuk duidelijk. Terwijl je aan het lezen bent vraag je je constant af waarom het boek nou Turks Fruit heet en dan wordt er aan het einde pas even een kleine verwijzing naar gegeven. Waarom het boek dan zo heet is voor mij nog steeds een raadsel. Je kunt net zo goed meteen naar de laatste paar hoofdstukken gaan, want in de andere hoofdstukken staat toch niks belangrijks.
Daarnaast wordt het allemaal heel zwaar verteld door de hoofdpersoon. Als Olga hem verlaat gaat de hoofdpersoon bijna dood van zijn verdriet, dus dat is niet echt lekker om te lezen. Je wordt zo meegesleept door die pijn dat je er zelf ook helemaal triest van wordt. Zinnen als “Ik zie mezelf in al mijn zieligheid” en “Verdomme, ik moet bekennen, ik sta nu echt te grienen” op bladzijde 57 maken het dramatisch en bijna overdreven. Als je even niet lekker in je vel zit, kan je dit niet gaan lezen want voor je het weet zit je mee te grienen.
Ook de haat voor de moeder van Olga is overdreven. Op bladzijde 58 staat: “Ik zie dat stinkend gemene wijf verkleed als oud vrouwtje, en in mijn wraak had ik bijna geschreven, daar hoeft ze zich niet voor te verkleden”, en dat is ook weer zo zwaar. Prima als je iemand niet mag, maar als je zo praat over je schoonmoeder moet je haar wel oprecht haten. Wat ik me dan afvraag is: waar is je menselijkheid? Onvoorstelbaar dat je zo over iemand kan praten, waardoor het ook weer zo overdreven lijkt. Uit dat voorbeeld blijkt ook wel hoe grof het geschreven is. Het taalgebruik van de schrijver is erg plat. Over seks wordt ook zonder schaamte geschreven, en daar is op zich niks mis mee als het niet zo grof was. Zinnen als: “Schijt! Godverdomme, schijt! Ik lik de schijt van je reet!” zijn heftige zinnen. Er worden veel woorden gebruikt waar je toch wel even van opkijkt. Door dit taalgebruik is er weinig respect voor de vrouw en dat kan natuurlijk, maar het had over het algemeen wel wat netter gekund.
Als je benieuwd bent naar een verhaal over verloren liefde en hoe het is om met kanker te leven hoef je het boek niet te lezen. Je kunt dan beter op zoek gaan naar een boek dat niet vol staat met bijzaken, dan hoef je ook dat zware taalgebruik dat zo grof is ook niet te ervaren.


dinsdag 13 maart 2018

Vwo 5 boek 3, Allemaal willen we de hemel

Samenvatting
Het is midden in de Tweede Wereldoorlog. Er komt een nieuw lid bij de fanfare: Ward. Hij speelt goed saxofoon en Renée wordt verliefd op hem. Haar broer Jef vindt dat hij en Ward maar vrienden moeten worden. Renée en Ward krijgen verkering en haar ouders vinden hem een goede jongen. Jef en Ward zitten in dezelfde klas, Renée zit een klas lager. Jef en Renée hebben nog een klein broertje: Remi. Hij leert van Ward om op zijn vingers fluiten en als hij groot is zal hij leren saxofoon spelen. De Duitsers vinden dat de fanfare op moet doeken. Er zijn al veel mensen gestopt, vanwege de oorlog, en ze zijn nog maar met z’n vijven. Jef, Renée, Ward, Jefs vader Sander en diens vriend Theo. Theo biedt aan om de fanfare bij hem thuis voort te zetten. De geschiedenis leraar van Jef en Ward vertelt dat de Duitsers hebben geprobeerd de Russen aan het Oostfront tegen te houden, maar dat ze dringend sterke jongens nodig hebben. Jef en Ward wilden altijd al een held worden, daarom spreekt dit idee hen aan. De ouders van Jef praten het idee om naar het front te vertrekken meteen uit zijn hoofd, maar Ward vertrekt wel. Jef en Renée mogen Ward niet meer zien nu hij de Duitsers gaat helpen. Aan het front komt Ward erachter dat niks is zoals het hem was verteld. Hij moest de Hitler-eed zweren en onder Duitse officieren vechten, in plaats van voor het Vlaamse volk. Als Ward met verlof is en terug naar huis komt wordt hij door het VNV gevraagd om vijf verzetsleden te vermoorden. Hij grijpt elke kans aan om ‘slechte’ mensen uit te schakelen en stemt in. Hij heeft alleen niet door dat hij ’s avonds gevolgd wordt door Jef. Als hij ziet wie hij moet vermoorden, schiet Ward een aantal keer in de lucht als waarschuwing. Het is namelijk Theo. Dan valt Theo dood neer, hij is in zijn rug geschoten door Jef. Hij gaat naar het lijk toe en merkt dan pas dat het de vriend is van zijn vader. Ward stuurt hem naar huis, maar wordt zelf herkend. Hij neemt meteen de trein naar het oostfront. Aan het oostfront vlucht hij. Hij snijd de bloedgroep-tatoeage van SS-ers uit zijn arm en schiet erin zodat het lijkt alsof hij een schotwond heeft. Ook schiet hij in zijn eigen been en wordt opgevangen in het ziekenhuis. Zo lijkt hij een oorlogsslachtoffer. Hij wordt verliefd op de zuster die hem verzorgd. Ondertussen heeft hij zijn naam veranderd in Martin Lenz. Eenmaal uit het ziekenhuis gaat hij met Isa, de zuster, mee naar Keulen. Hij gaat er aan het werk als muziekdocent. Als hij op een middag met Isa naar huis loopt wordt de stad gebombardeerd. Isa en haar ouders overlijden. Hij gaat alleen verder en belandt bij Katrina, een weduwe op wiens boerderij hij mag wonen en werken. Hij houdt zich voor als Martin Lenz, oorlogsslachtoffer van het front. Na twee jaar vraagt hij haar met hem te trouwen, omdat mensen over hen praten. Ze vindt dit zo absurd dat Ward maar weer vertrekt. Jef is ondertussen gehuldigd voor het redden van de vier verzetsleden en heeft er een medaille voor gekregen. In de krant staat dat Ward Theo dood heeft geschoten. Jef wil niet gehuldigd worden omdat hij gelogen heeft en zijn vriend heeft verraden. Renée verloofd zich met een andere jongen, Emile. Ward gaat terug naar België en geeft zich aan in Duitsland met zijn echte naam. Er komt een proces en Jef moet getuigen. Hij raakt in paniek en gaat bij Nicola, een vriend, wonen. De familie van Jef komt erachter dat hij gelogen heeft, en dat Ward niet degene is die Theo heeft neergeschoten. Op de rechtszaak schiet Jef zijn vriend Ward neer. Hij hoeft maar een week de gevangenis in en vertrekt daarna naar Congo, waar hij uiteindelijk overlijdt door een auto-ongeluk. Renée trouwt niet met Emile en gaat naar de muziekschool in Brussel. Remi trouwt met Jeanne, de dochter van Theo. Ze krijgen 3 kinderen die samen een miljoen sproeten hebben en vertrekken naar Italië.

Mening
Dit is een boek waar je wel even over na moet denken als je het uit hebt gelezen. Het gaat dan vooral om de vraag: Wat is goed en wat is slecht? En ben je het eens met standpunten van de personages? Daar gaat het heel veel over, net als over de hemel. Ik vind het knap van de schrijfster dat het haar lukt om mensen aan het denken te zetten, want dat is wel vaak het doel van een boek. Ik probeer sommige acties van de personages nog te begrijpen, maar het lukt niet echt. Ik zag bijvoorbeeld helemaal niet aankomen dat Jef Ward zou neerschieten, ik dacht dat hij zou bekennen. Achteraf had je het misschien wel kunnen zien aankomen, want er zijn wel (hele kleine) aanwijzingen gegeven, maar voor mij was het echt een plottwist. Ik begrijp niet waarom hij het deed, want daar is nooit over geschreven. Ik dacht ook dat Jef misschien op mannen viel, aangezien de manier waarop hij zich gedroeg bij zijn vriend Nicola. Dat is alleen nooit beschreven, dus ook dat zal ik nooit zeker weten. Ergens vind ik dat wel jammer, maar door die onbeantwoorde vragen blijf ik nog wel nadenken over het boek. Dat ik niet alle (re)acties van de personages begrijp kan ook komen omdat ik niet goed weet hoe het was in de tijd rondom de tweede Wereldoorlog. Dit geeft wel aan dat Els Beerten, de schrijfster, goed onderzoek daarnaar heeft gedaan en dat vind ik ook goed aan dit boek. De schrijfstijl vind ik ook heel fijn. Er worden korte zinnen gebruikt waardoor je het boek heel gemakkelijk leest en alles ook duidelijk is. Ik ben erg benieuwd naar andere boeken die Beerten geschreven heeft.

Argumentatie
De hoofdpersonen van dit verhaal zijn twee broers, een zus en hun gemeenschappelijke vriend Ward. Die laatste kiest de 'foute' kant door aan het Oostfront de Duitsers te gaan helpen in hun strijd tegen de Russen. Jef, de oudste broer, kiest na lang twijfelen en een paar draaien om zijn oren van zijn vader de 'goede' kant, maar blijkt een lafbek die bij toeval held wordt.
Allereerst zou ik dit boek zeker aanraden omdat het spannend is. Het is niet spannend door avonturen aan het front zoals in een standaard oorlogsboek, nee, Els Beerten heeft het op een andere manier spannend gemaakt. Je wisselt namelijk constant van perspectief. Op deze manier lees je verschillende meningen over de oorlog en dat maakt het interessant. Het sleept je mee en je gaat nadenken over je eigen mening. Wat zou jij doen in die situatie en hoe sta je hier tegenover? Allemaal willen we het beste, namelijk de hemel, en niks is helemaal goed of fout. Er worden ook vooruitwijzingen gegeven waardoor je blijft lezen tot de spannende ontknoping op het eind. Ik kan er wel bij vertellen dat je het einde niet verwacht en dat het ook indruk op je maakt, dus spannend is het zeker.
Daarnaast is het boek heel makkelijk om te lezen, ondanks dat het wel complex in elkaar zit. Het is namelijk niet helemaal chronologisch en de perspectiefwisselingen zouden ook voor verwarring kunnen zorgen maar dat is niet het geval. Ze nodigen juist uit om met andere ogen naar een complexere wereld te kijken. Binnen een paar zinnen wordt het ook al in ieder hoofdstuk duidelijk vanuit wiens ogen je nu alles bekijkt. Het boek telt wel 500 bladzijden en dat is iets wat veel mensen afschrikt, maar dat is nergens voor nodig. De zinnen zijn kort en de hoofdstukken ook, wat ervoor zorgt dat je zomaar 30 bladzijden verder bent en dus makkelijk verder leest.
Allemaal willen we de hemel werd veelvuldig bekroond. Dit boek wordt dan ook wel het meesterwerk van Els Beerten genoemd. Dit geeft dus wel aan hoe goed dit boek is en hierdoor wordt je vast ook wel een beetje nieuwsgierig. Daarom zou ik zeggen, zeker lezen! Als je eenmaal begonnen bent kun je het boek niet meer wegleggen.















zaterdag 6 januari 2018

Vwo 5 boek 2, Joe Speedboot

Samenvatting
De veertienjarige Fransje Hermans is net - permanent - in een rolstoel beland. Hij was in slaap gevallen in een maisveld en werd vervolgens overreden door het wiel van een maishakselaar. Hij kan alleen zijn rechterarm nog bewegen en niet meer verstaanbaar praten. Het verhaal wordt verteld vanuit zijn gedachtes en fantasieën en begint in een ziekenhuis in het fictieve dorpje Lomark, wanneer Fransje tweehonderdtwintig dagen niet bij kennis is geweest, al hoort hij alles wat er gezegd wordt. Zo hoort hij van een zekere leeftijdsgenoot genaamd 'Joe Speedboot'. Diens vader stierf toen hij tijdens de verhuizing naar Lomark door de voorruit van de verhuiswagen vloog, toen die een huis binnenreed. Sinds Joe in Lomark woont, zijn er om de zoveel tijd enorme ontploffingen te horen. Een jaar later is er een kermis in het stadje en Fransje wordt door zijn broers Dirk en Sam in een oude verlaten boerderij gezet, omdat ze hem niet mee willen nemen naar de kermis. Wat ze niet weten is dat Joe hier zijn bommen maakt. Zo begint een vriendschap tussen Fransje, Joe, de sprekend op Heinrich Himmler lijkende Christof (hij woonde in het huis waar de vrachtwagen binnenreed en is Joe's beste vriend) en Engel (hij helpt Fransje met plassen omdat Fransje zelf te spastisch is om goed te richten). Het boek vertelt het verhaal van vriendschap, liefde, rivaliteit, de eindeloze fantasie van vier jongens en hun gedeelde bewondering voor het uit Zuid-Afrika naar Lomark verhuisde meisje PJ (Picolien-Jane) Eilander. Eén voor één zien ze hun dromen vervallen in illusies. De moeder van Joe, Regina, heeft haar nieuwe liefde Mahfouz gevonden op reis en hij is met haar mee gekomen naar Lomark. Joe noemt hem “papa Afrika”. Hij begint aan het bouwen van een schip en als het af is geeft Regina een groot feest voor heel Lomark. Papa Afrika test het schip uit maar verdwijnt daarna voorgoed. Engel is naar de kunstacademie gegaan en op een dag krijgen de inwoners van Lomark te horen dat hij is overleden nadat er een hond op zijn hoofd terecht is gekomen. Fransje is altijd bezig met het produceren van briketten en hij schrijft alles wat er in Lomark gebeurt op in boeken. Joe komt met het idee om Fransje mee te laten doen aan armworstelwedstrijden. PJ gaat op een dag met die twee jongens naar een toernooi en dan bloeit er iets op tussen haar en Joe. Bij een van deze toernooien komen Fransje en PJ achter de echte naam van Joe: Achiel Stephaan Ratzinger. Voor Joe heeft PJ een relatie gehad met “Vriend Schrijver” die ook een boek over haar geschreven heeft. Fransje leest dit boek en komt er zo achter dat PJ altijd vreemdgaat. Uiteindelijk is het Christof die met PJ trouwt en samen met haar een zoontje krijgt. Ondertussen komt PJ af en toe langs bij Fransje om ook met hem de liefde te bedrijven.

Mening
Joe speedboot is een interessant boek naar mijn mening. Dat komt omdat er eigenlijk helemaal niks bijzonders gebeurt. Je leest gewoon een beetje over wat er allemaal aan de hand is in een klein stadje. Ik vind het heel knap van de schrijver dat hij het toch boeiend heeft gemaakt. Ik denk dat dat komt omdat de hoofdpersoon, Fransje, helemaal niks kan zeggen. Het lijkt me erg moeilijk om over zo’n hoofdpersoon een boek te schrijven, want je moet je als schrijver wel in kunnen leven. De gedachtes van Fransje kun je wel lezen en ik vind het heel interessant en soms ook erg grappig hoe hij met zijn beperking en spasme omgaat. Grappig omdat dingen zo droog en zonder schaamte zijn geschreven. Dat is denk ik ook wat er voor zorgt dat je verder blijft lezen.

Argumentatie
Ik zou Joe Speedboot zeker aanraden aan andere leerlingen. Joe Speedboot is een jongen die met zijn gezin naar Lomark verhuist, wat ook de woonplaats is van Fransje Hermans, die door een ongeluk in een rolstoel zit en niet meer in staat is om te praten. Samen met Christof en Engel vormen zij een vriendengroep en delen ze de bewondering voor het Zuid-Afrikaanse meisje PJ. Allereerst zou je dit boek echt moeten lezen vanwege de schrijfstijl. Je kunt op bijna elke bladzijde wel een mooie of humoristische zin vinden. Het zijn zinnen als “De avond rolt de dag op als een krant” of “vakantie is een tijd dat je met brommers en spekkige meisjes in de weer bent”, en deze geven ook meteen de sfeer weer. Spekkige meisjes is best een vreemde woordkeuze, vind ik. Je moet het toch wel even twee keer lezen, en dan nog weet je niet precies wat de schrijver bedoeld. Deze vreemde woordkeuzes geven je iets om over na te denken, waardoor scènes interessanter en leuker worden. Er had bijvoorbeeld ook dikke meisjes kunnen staan, maar dan was het lang niet zo bijzonder geweest. Daarnaast zijn de zinnen zo geschreven dat de spanning nooit verloren gaat. Ze blijven lopen waardoor het zelfs interessant is om een bladzijdenlang verslag over een wedstrijd armworstelen te lezen, ookal geef je helemaal niks om armworstelen. De humor vindt je terug in het sarcasme dat Tommy Wieringa gebruikt. Dat sarcasme zorgt ervoor dat je geen kans hebt om te denken dat het verhaal over een zielig gehandicapt jongetje gaat. Integendeel: Fransje observeert alles scherp en benoemt het alsof het hem niks kan schelen. Dit is het geval op bladzijde 31, waarop in details staat beschreven hoe Engel Fransje helpt met plassen. Fransje is vrij grof wat er ook voor zorgt dat sommige situaties grappig zijn. Soms waren de gebeurtenissen zo absurd dat ik er wel om moest lachen. Nog een kracht van de schrijver is dat hij scènes heel buitensporig kan maken, zonder dat ze ongeloofwaardig worden. Je gelooft bijvoorbeeld echt dat Joe en zijn vrienden in staat zijn om een vliegtuig te bouwen, terwijl je eigenlijk wel weet dat dat hoogstwaarschijnlijk onmogelijk is. Tenslotte weet Wieringa je ook nog op een subtiele manier te raken met zijn emoties. De vader van Fransje bedenkt een brikettenmachine voor zijn zoon, zodat hij een bezigheid heeft en ook nog wat geld kan verdienen. Later blijkt dat zijn vader nog al die onverkoopbare briketten heeft staan maar wel gewoon Fransje doorbetaald heeft. Aan het eind van het boek vertrekt Joe voorgoed uit Lomark en krijg je een soort teneergeslagen gevoel. Je blijft achter met een brok in je keel na de laatste bladzijde, maar ook met een glimlach op je lippen. Om al deze redenen mijn complimenten naar Tommy Wieringa, omdat het ontzettend knap is dat hij met zijn manier van schrijven, dan wel op een subtiele manier, emoties losmaakt.






zondag 1 oktober 2017

Balansverslag

Ik hield altijd wel van lezen, maar ik vind het een stuk minder leuk als het moet. Als het een verplichting is haal ik er veel minder plezier uit en begin ik met tegenzin te lezen. Dat vind ik jammer, omdat ik lezen op zich wel leuk vind. Door het lezen van literatuur leer je nieuwe manieren van schrijven kennen. Ik vond het soms wel lastig en daardoor ook niet altijd leuk om te lezen, maar het is goed om jezelf uit te dagen. Ik merk nu al dat ik dit jaar minder moeite heb met een niveau 3 boek dan vorig jaar. Ook leer je door het lezen van literatuur veel nieuwe woorden. Als ik een woord tegenkom dat ik niet begrijp zoek ik de betekenis op en noteer ik het daarna in de notities van mijn telefoon. Vorig jaar heb ik boeken gelezen waar twee verhaallijnen door elkaar lopen. Vaak was 1 verhaallijn in de tegenwoordige tijd en de andere in de verleden tijd. Soms was het wel moeilijk om het verhaal als geheel te begrijpen, maar omdat dat ook uitdagend was vond ik het wel leuk. De boeken die ik heb gelezen waren dus uitdagend, maar ook weer niet te moeilijk. Daarom vind ik ook dat ik op niveau gelezen heb. In mijn top 3 staat De kleine blonde dood op nummer 1, De passievrucht op 2 en De belofte van Pisa op 3. De kleine blonde dood staat op 1 omdat je daar heen en weer werd geslingerd tussen het nu en het verleden, en dat vond ik heel interessant. Eigenlijk heb ik niet echt een favoriete schrijver. Dat ik zelden meerdere boeken van dezelfde schrijver lees heeft daar denk ik mee te maken. Misschien dat ik dit jaar wel mijn favoriete schrijver ontdek, maar dan zou ik dus graag meer lezen van dezelfde schrijver. Boeken die gaan over iemands leven waarin een heftige gebeurtenis zich heeft voorgedaan vind ik interessant. Vooral als je niet weet hoe het allemaal is gebeurd. Dan wil ik graag verder blijven lezen om erachter te komen. Daarnaast vind ik het ook interssant om te lezen hoe de hoofdpersoon er dan mee om gaat, want daar kun je ook weer van leren. Ik hield altijd van spannende boeken en dat is nog steeds wel zo. De boeken die ik vorig jaar heb gelezen waren niet per se heel spannend, maar ik werd wel nieuwsgierig waardoor ik verder wou lezen. Er is niet een bepaald genre dat mijn voorkeur heeft, want ik vind zowel romans als sciencefiction wel leuk. In mijn leesautobiografie schreef ik dat ik de Hunger games mijn favoriete serie is. Dat is spannend, dus mijn leessmaak is ook niet veranderd. Ik denk dat ik in de toekomst wel meer ga lezen. Voor school zal ik nog wel aardig wat moeten lezen maar ik hoop dat ik in de vakanties ook wat vaker voor mijn plezier ga lezen. Een vriend vertelde me laatst enthousiast over het boek Joe Speedboot. Daar ben ik nu wel benieuwd naar geworden dus ik denk dat ik die nog ga lezen dit jaar. Voor de nu blijf ik eerst nog even niveau 3 boeken lezen maar ik wil aan het einde van het schooljaar op niveau 4 zitten.

zondag 4 juni 2017

Boek 4, de kleine blonde dood

De kleine blonde dood                                                                                                                             Boudewijn Büch
Samenvatting                                                                                                                                             In het boek lopen twee verhaallijnen door elkaar. Een verhaal gaat over Boudewijn als kind, in het bijzonder over de relatie met zijn vader. Het andere verhaal gaat over het personage Boudewijn als vader. Er wordt beschreven hoe moeizaam de relatie was met zijn vader. De Joodse vader, Rainer Büch is uit Duitsland gevlucht en ternauwernood aan een concentratiekamp ontsnapt. Rainer heeft nog dagelijks, zo niet elk moment van de dag, de oorlog in zijn hoofd zitten. Hij doet het gezin veel fysiek geweld aan. Maar Boudewijn blijkt als enige van zijn zeven zoons soms aardig met hem te kunnen opschieten. Zoals bij hun gezamenlijke passie om vlinders te vangen. Boudewijn leidt een homoseksueel bestaan, maar heeft in een dronken bui zijn veertien jaar oudere docente Engels, Mieke, zwanger gemaakt. Het kind dat geboren wordt heet Micky, zeer vermoedelijk vernoemd naar Mick Jagger. De enige echte liefde die Boudewijn in zijn leven gekend heeft is richting zijn zoon. Zowel Mieke als Boudewijn zijn sterk alcoholist. Op een gegeven moment wanneer Boudewijn naar Parijs gaat met vrienden, blijft Micky logeren bij andere vrienden. Onder geen voorwaarde zou Micky aan Mieke gegeven worden, want in verband met haar alcoholverslaving is ze niet capabel om op haar zoon te passen. Wanneer dit toch gebeurt valt Micky van een portiektrap. In het ziekenhuis blijkt dat Micky hersendood is. De arts vertelt dat Micky een hersentumor heeft en zeer waarschijnlijk vroeg of laat in een soortgelijke situatie zou zijn beland. Boudewijn besluit om de "stekkers" eruit te trekken en Micky daarmee te laten sterven. Micky wordt later gecremeerd.                                               Deze samenvatting komt van wikipedia.

Mijn mening                                                                                                                                                Ik vond het een interessant boek. Hoe de band met Boudewijns vader was vond ik interessant omdat die man zo was aangetast door de oorlog. Ook vond ik het interessant hoe hij, zijn moeder en zijn broers daar mee omgingen. Het ging eigenlijk vooral over Boudewijn als kind en zijn relatie met zijn vader. Er waren veel minder hoofdstukken over Micky. Dat vond ik jammer omdat ik graag meer te weten was gekomen over Boudewijn als vader en zijn zoon. Soms kwamen er hoofdstukken in voor waarvan ik me afvroeg wat het precies te maken had met het verhaal. Zoals met oom Jobab, de broer van Boudewijns vader, die nog meer last heeft van de oorlog. Of het hoofdstuk waarin Boudewijn als kind word opgenomen in het ziekenhuis omdat hij een blindedarmontsteking had. Ik snap dat het allemaal herinneringen zijn die worden vertelt, maar soms snapte ik niet helemaal waarom het er in voor kwam. Gebeurtenissen in het boek zijn heel plotseling beschreven. Opeens lees je dan dat Boudewijns vader al zijn vijfde vrouw heeft, terwijl hij in het vorige hoofdstuk nog samen was met Boudewijns moeder. Het boek is ook niet chronologisch en dat vond ik soms wel een beetje moeilijk om te lezen. Daardoor gebeurt alles zo plotseling voor mijn gevoel. Dit jaar heb ik ook de belofte van Pisa en de Passievrucht gelezen. Het eerste boek is ook niet chronologisch, het tweede wel. Ik vind het soms wel een beetje lastig, maar het maakt een boek ook wel interessant. In mijn top 3 staat de Passievrucht op 1, omdat dat boek ook nog spannend was, en daar houd ik van. Op nummer 2 staat dan de kleine blonde dood omdat ik die interessanter vind dan de belofte van Pisa. Dat boek staat dus op nummer 3 en dat komt omdat het anders was dan ik verwachtte, en omdat het niet chronologisch was.

Opdrachten
Beleving vanuit een leerling.                                                                                                                  De bel klinkt. Oh nee toch, nu hebben we weer m&o. Die lessen zijn altijd zo’n drama. Ik weet al precies hoe de les zal gaan, het is elke keer hetzelfde. De beste meneer probeert wanhopig ons iets bij te brengen over zijn vak, maar niemand luistert. Ook deze les weer. Eerst 10 minuten uitleg, dan zelf werken aan de opdrachten, maar iedereen praat gewoon door de uitleg heen. En als we zelf moeten werken, praat ook iedereen. Het is zo erg dat kinderen gewoon de klas uit lopen en ongestraft 30 minuten weg kunnen blijven. Er zijn deze les al 7 kinderen weg gelopen. Ik vind het zielig voor de leraar, en voor de kinderen die echt iets willen leren. Maar ja, wat kan ik er aan doen? Vrij weinig, dus ik laat het maar gaan en begin aan het huiswerk.

Beleving vanuit de leraar.                                                                                                                                                    De bel klinkt. Oh nee toch, nu moet ik weer lesgeven aan die ellendige klas die nooit luistert. Ik weet niet hoe ik ze bij de les moet houden, het lijkt wel onmogelijk. Niks helpt. Als ze me vragen of ze naar de wc mogen of hun flesje mogen vullen, zeg ik natuurlijk altijd ja. Uiteindelijk is de helft van de klas leeg, want ze komen  allemaal gewoon niet meer terug. En als ze terug komen, weet ik ook niet wat ik moet doen. Misschien had ik geen leraar moeten worden.

Beleving vanuit passerende conciërge.                                                                                                                              Jeetje, wat een lawaai komt er uit dat lokaal. Hoe dat mogelijk is weet ik niet, want er zitten maar een stuk of 10 kinderen. Die man is geloof niet zo heel goed in les geven. Ik als conciërge zou die klas nog beter in de hand kunnen houden. Maar gelukkig ben ik niet de leraar en is dat niet mijn taak hier op school.

De verteller in de kleine blonde dood is Boudewijn, en hij is merkbaar aanwezig. Ook is hij een personage in het boek, dus het perspectief is een ik-vertelinstantie. Hierdoor beleef je alles vanuit de ogen van Boudewijn. Je leest ook zijn gedachten. De gedachten van anderen krijg je niet te lezen, dus je weet ook niet wat zij van een bepaalde situatie zouden vinden. Het zou een heel ander verhaal zijn als het perspectief lag bij de vader van Boudewijn, want hij ziet dingen heel anders.

Boudewijn neemt mij vandaag mee naar Artis. Dat is een dierentuin met heel veel dieren. En ik mag ze allemaal bekijken. En ik mag heel veel snoep en drinken. “Zijn we er al, Boudewijn?” “Bijna.” “Mag ik nog een mars Boudewijn?” “Vooruit dan.” Dit is al mijn derde mars deze ochtend. Dat zijn er super veel! Wow ik kan de dieren al zien. “Hebben apen ook vleugels Boudewijn?” “Nee Mick, apen hebben geen vleugels.” Ik wil als eerst naar de apen. En dan naar leeuwen. En we gaan naar de vlinders kijken, want dat vind Boudewijn leuk. Als we bij de vlinders zijn aangekomen voel ik me misselijk. “Ik denk dat ik moet overgeven Boudewijn.” Oh nee. Ik heb overgeven. Ik ben zo moe. Boudewijn neemt me mee naar Fleurette en wast mijn kleren. Dan brengt hij mij naar mama. “Ik ben nog steeds misselijk.” Nu geef ik weer over.

Kort verhaal
Het perspectief ligt in mijn verhaal bij het zestienjarige meisje Mayra, en dat zorgt ervoor dat je alles vanuit haar ogen bekijkt. Ook haar gedachten krijg je te lezen.
Dus, mijn naam is Mayra. Tenminste, zo noemt iedereen me. Na wat mij gisteren verteld is,  weet ik niet meer zo zeker of dat wel mijn naam is. Eigenlijk weet ik helemaal niks meer zeker.

Met mijn donkere bos krullen en mijn blauwgroene ogen leek ik al nooit echt op mijn ouders en mijn twee oudere broers. Mijn moeder is blond, hoewel ze het verft, en mijn vader is inmiddels grijs. Hij zal vroeger ook wel blond zijn geweest. Mijn broers van negentien en eenentwintig zijn donkerblond. Ze worden steeds donkerder, maar ik vind het donkerblond. En allemaal hebben ze dezelfde oogkleur: blauw. Het is dus nogal duidelijk dat ik er anders uitzie, maar dat zie je wel vaker in gezinnen met drie kinderen. Vaak ziet een van de drie er totaal anders uit. Ik had er alleen verder nog nooit over nagedacht, ik bedenk me dit allemaal nu pas.

Oké, we gaan even terug naar gisteren. O nee wacht, naar eergisteren, laat ik daar beginnen. Mijn zestiende verjaardag. Ik had de dag van mijn leven jongens, wat een feest! Natuurlijk, zestien is een hele leeftijd. Het klinkt meteen een stuk volwassener. Al mijn vrienden en vriendinnen waren er, en we hadden zelfs een dj ingehuurd, we hebben de hele avond gedanst. Omdat het zo’n geweldige dag was besloten mijn ouders dat het de dag erna (gisteren dus) een minder leuke dag zou worden. Nou ja, dat is mijn theorie. De echte reden was waarschijnlijk dat ze me nu oud genoeg vonden. Oud genoeg? Waarvoor? Nou, hier komt het hoor!

We zijn nu dus bij gisteren hè, niet vergeten. Of ik even wou gaan zitten, ze moesten me iets belangrijks vertellen. Zelfs Levi en Antoine, mijn broers, waren erbij. Dan moet het wel heel belangrijk zijn, dacht ik. Nou geloof me, dat was het. Iedereen was heel gespannen, en ik snapte er niks van. Waar ging dit in hemelsnaam over? Mijn vader begon: “Mayra, we gaan je nu iets vertellen, waarvan jij had gewild dat we het al veel eerder gedaan hadden. Maar, wij vinden dat je nu pas oud genoeg bent.” Mijn moeder: “Schat, je moeten weten dat dit heel moeilijk voor ons is.” Stilte. Ze had tranen in haar ogen.

Het was eruit. Het was eindelijk verteld na 16 jaar. En nu? Wat zou er nu gebeuren? Het was helemaal stil. Ze keek ons alleen maar aan. Toen stond ze op. Mam barstte in tranen uit. De rest was nog steeds stil. Ik wachtte een paar minuten, ik zou haar even de tijd geven. Ik wist precies waar ze heen was gegaan dus het duurde niet lang voordat ik haar had gevonden. Ze leek zo jong nu ze huilde als een baby. Ze mocht dan wel zestien zijn, maar ze zal altijd mijn kleine zusje blijven. Ik wist dat ik niks moest zeggen, ik kende haar te goed. Daarom ging ik naast haar zitten en omhelsde haar alleen maar. Na 10 minuten hield het gesnik op. Nog steeds zei ze niks. “Ik ga je helpen”, zei ik, waarmee ik de stilte verbrak. Ze keek me aan. “Ik snap het niet”, zei ze. “Dat kan ik mee heel goed voorstellen”, zei ik toen. Na nog eens 10 minuten stelde ik voor om terug te gaan. “Oké”, zei Mayra, “maar ik wil pap en mam nog niet zien.” “ Komt goed,” zei ik. “We gaan via het raam naar mijn kamer. Dan gaan we een plan bedenken om uit te zoeken waar je vandaan komt kleine.” Ze lachte toen ik ‘kleine’ tegen haar zei. Gelukkig kon ze dat nog steeds waarderen. Ook al was ze niet zo klein meer nu.


Ik ga het niet allemaal precies vertellen, want ik dan maak ik alles weer opnieuw mee.  Eigenlijk bedoel ik opschrijven, want dit is een soort van dagboek. Geen echt dagboek, daar ben ik nu te oud voor, maar daar gaat het niet om. Het komt er op neer dat mij gisteren is verteld dat mijn ouders niet mijn ouders zijn. Wat? Ja. Mijn ouders zijn niet mijn echte ouders, en mijn broers zijn niet mijn echte broers. “HOE KAN DAT?”, zul je nu wel denken. Dat was ook wat ik dacht. Nou, ze hebben me gevonden. Of eigenlijk heeft Antoine me gevonden. Ze waren een dag naar het bos toe, Antoine was 5 en Levi 3. Ik was een baby, en ik was in het bos achtergelaten. Antoine vond me dus, en toen hebben ze me mee genomen en besloten om me op te voeden als hun eigen dochter en zusje. Het slaat helemaal nergens op, dat weet ik ook wel, maar toch is het zo.

Toen ze het hadden verteld ben ik zonder iets te zeggen opgestaan en naar buiten gelopen. Ik hoorde mama nog huilen, maar ik moest echt weg. Ik liep naar het meer in het bos, want daar kwam ik graag. Kwam zei ik, hè. Nu ik weet dat ik daar ben achtergelaten weet ik niet meer of ik het zo’n fijne plek vind. Zoals ik al zei weet ik helemaal niks meer zeker. Ik was er nog maar een paar minuten voordat ik Antoine hoorde aankomen. Hij zei niks, omhelsde me alleen, en ik maakte even me zorgen om mijn uitgelopen mascara. Er was zo veel dat ik niet begreep en niet wist op dat moment. Nu weet ik wat ik wil. Erachter komen wie ik ben en waar ik vandaan kom. Antoine heeft al gezegd dat hij me zal helpen. Mijn band met Antoine is veel sterker dan mijn band met Levi. Dat komt omdat ik en Antoine beide avontuurlijk en nieuwsgierig zijn, terwijl Levi juist veel rustiger is. Hij leest liever een boek op zijn kamer. Misschien is mijn band met Antoine ook wel sterker omdat hij me heeft gevonden. Zou kunnen. Mijn ‘ouders’ zijn niet zo weg van het idee om uit te zoeken wie ik ben. Zij denken nog steeds dat ik die kleine, hulpeloze baby uit het bos ben, terwijl ik nu toch echt zestien ben. Ik heb nog geen idee hoe ik dit ga aanpakken, maar ik ben vastberaden erachter te komen wie ik ben.